ECLI:NL:CRVB:2023:2226

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
22/883 WAJONG-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring wegens te late betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 november 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellant had eerder hoger beroep ingesteld, maar dit was door de Raad op 30 maart 2023 niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. Appellant heeft vervolgens verzet aangetekend tegen deze uitspraak, waarbij hij aanvoert dat hij door schulden niet in staat was het griffierecht te betalen.

De Raad heeft vastgesteld dat appellant op 25 maart 2022 een nota voor het griffierecht heeft ontvangen, met de mogelijkheid om een verzoek om vrijstelling in te dienen. Op 26 april 2022 is appellant een betalingsherinnering gestuurd, waarin hij werd gewezen op de gevolgen van het niet tijdig betalen van het griffierecht. Ondanks deze waarschuwingen heeft appellant het griffierecht pas op 22 februari 2023 betaald, wat te laat is.

In het verzet heeft appellant geen feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat hij niet in verzuim was. De Raad concludeert dat appellant niet tijdig heeft verklaard dat hij het griffierecht niet kon betalen en dat het niet betalen van het griffierecht voor zijn rekening en risico komt. Daarom heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan en het te laat betaalde griffierecht zal aan appellant worden terugbetaald.

Uitspraak

Datum uitspraak: 30 november 2023
22/883 WAJONG-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 11 februari 2022, 20/9122 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

In de uitspraak van 30 maart 2023 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant is het niet eens met de uitspraak van de Raad van 30 maart 2023 en heeft verzet gedaan.
Het verzet is behandeld op de zitting van 1 oktober 2023. Appellant is niet verschenen.
Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.C.M. Levels via beeldbellen.

OVERWEGINGEN

De Raad heeft het beroep van appellant in de uitspraak van 30 maart 2023 niet-ontvankelijk verklaard omdat hij het griffierecht niet tijdig heeft betaald.
In verzet stelt appellant, voor zover hier van belang, dat hij in verband met zijn schulden niet in staat is om het griffierecht te betalen.
De Raad heeft appellant op 25 maart 2022 een nota voor voldoening van het griffierecht toegezonden. Hierin staat vermeld dat appellant voor het einde van de op deze nota/betalingsherinnering gestelde betalingstermijn een verzoek om vrijstelling van betaling van het griffierecht kan indienen, als hij meent het griffierecht niet te kunnen betalen.
Op 26 april 2022 is per aangetekende post aan appellant een betalingsherinnering gestuurd. Appellant is er hierbij op gewezen dat het verschuldigde griffierecht van € 136,- binnen vier weken na de datum van deze brief moet zijn bijgeschreven op de in die brief genoemde bankrekening of contant moet zijn betaald op het bezoekadres van de Raad. In de betalingsherinnering is vermeld dat appellant er rekening mee moet houden dat het beroep niet inhoudelijk zal worden behandeld als hij het griffierecht niet tijdig betaalt.
Appellant heeft het griffierecht pas op 22 februari 2023 betaald. Dat is te laat.
De Raad stelt vast dat appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan geoordeeld moet worden dat hij niet in verzuim is geweest. Appellant heeft binnen de termijn waarbinnen het griffierecht moest worden voldaan, niet verklaard dat hij het griffierecht niet kan betalen en dus geen beroep op betalingsonmacht gedaan. Hij heeft pas in verzet verklaard dat hij het griffierecht niet kan betalen. Dat had appellant moeten doen vóór het einde van de vier weken na 26 april 2022. Het niet betalen van het griffierecht komt daarom voor rekening en risico van appellant. Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.
Het te laat betaalde griffierecht zal aan appellant worden terugbetaald.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree, in tegenwoordigheid van I. van der Hout als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 november 2023.
(getekend) J.C. Boeree
(getekend) I. van der Hout