ECLI:NL:CRVB:2023:2226
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring wegens te late betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 november 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Appellant had eerder hoger beroep ingesteld, maar dit was door de Raad op 30 maart 2023 niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. Appellant heeft vervolgens verzet aangetekend tegen deze uitspraak, waarbij hij aanvoert dat hij door schulden niet in staat was het griffierecht te betalen.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant op 25 maart 2022 een nota voor het griffierecht heeft ontvangen, met de mogelijkheid om een verzoek om vrijstelling in te dienen. Op 26 april 2022 is appellant een betalingsherinnering gestuurd, waarin hij werd gewezen op de gevolgen van het niet tijdig betalen van het griffierecht. Ondanks deze waarschuwingen heeft appellant het griffierecht pas op 22 februari 2023 betaald, wat te laat is.
In het verzet heeft appellant geen feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat hij niet in verzuim was. De Raad concludeert dat appellant niet tijdig heeft verklaard dat hij het griffierecht niet kon betalen en dat het niet betalen van het griffierecht voor zijn rekening en risico komt. Daarom heeft de Raad het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan en het te laat betaalde griffierecht zal aan appellant worden terugbetaald.