ECLI:NL:CRVB:2023:2196

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
21/2672 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenveroordeling in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 november 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft de intrekking van het hoger beroep door appellante, die volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante door een gewijzigde beslissing op bezwaar van 3 augustus 2023. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, die bepalen dat het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen.

Het procesverloop begon met het indienen van hoger beroep door appellante, vertegenwoordigd door mr. P.J. van der Meulen. Tijdens de zitting op 3 maart 2022 was appellante aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, terwijl het Uwv zich via videobellen liet vertegenwoordigen door mr. R.E.J.P.M. Rutten. Na het heropenen van het onderzoek en het benoemen van een deskundige, werd op 6 maart 2023 een rapport uitgebracht door verzekeringsarts L. Greveling-Fockens. Na de gewijzigde beslissing op bezwaar heeft appellante het hoger beroep ingetrokken en verzocht om proceskostenvergoeding.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het Uwv veroordeeld wordt in de kosten die appellante redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met het hoger beroep. De proceskosten zijn begroot op € 1.714,04, inclusief reiskosten, en het Uwv moet ook het griffierecht van in totaal € 182,- vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de betrokken rechters.

Uitspraak

Datum uitspraak: 22 november 2023
21/2672 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 11 juni 2021, 20/2358 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. P.J. van der Meulen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 maart 2022. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van der Meulen. Het Uwv heeft zich via videobellen laten vertegenwoordigen door mr. R.E.J.P.M. Rutten.
De Raad heeft het onderzoek heropend en een deskundige benoemd. Op 6 maart 2023 heeft L. Greveling-Fockens, verzekeringsarts, een rapport uitgebracht.
Het Uwv heeft op 3 augustus 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Appellante heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter nadere zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat appellante het hoger beroep heeft ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 3 augustus 2023 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
Het Uwv wordt veroordeeld in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Voor een vergoeding van de in beroep gemaakte kosten bestaat geen grond, reeds omdat van proceshandelingen in deze procedure die voor vergoeding op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht in aanmerking komen, niet is gebleken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.674,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en op € 40,04 aan reiskosten. In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding dus € 1.714,04‬.‬
Daarnaast zal het Uwv het door appellante voor het beroep en hoger beroep betaalde griffierecht moeten vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1.714,04‬‬;
  • bepaalt dat het Uwv het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 november 2023.
(getekend) E.W. Akkerman
(getekend) M.D.F. de Moor