Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
Korošec. [1]
Centrale Raad van Beroep
In deze uitspraak oordeelt de Centrale Raad van Beroep dat de Sociale verzekeringsbank (Svb) de nabestaandenuitkering van appellante terecht heeft beëindigd op de grond dat appellante niet meer voor meer dan 45% arbeidsongeschikt is. De Svb mocht van het advies van het Uwv uitgaan. De verklaringen van appellante en het rapport van de fysiotherapeut leiden niet tot twijfel aan de juistheid van de beoordeling door het Uwv. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die eerder het beroep van appellante ongegrond verklaarde. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van haar uitkering, die per 1 januari 2021 inging, na een besluit van de Svb op 10 februari 2021. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om aan de juistheid van de beoordeling te twijfelen. Appellante voerde aan dat zij volledig arbeidsongeschikt was en dat de informatie van haar fysiotherapeut onvoldoende was meegenomen. De Raad oordeelt echter dat de Svb zich op goede gronden heeft gebaseerd op het Uwv-advies en dat er geen aanleiding is om een onafhankelijke deskundige te benoemen. De Raad bevestigt dat appellante niet voor meer dan 45% arbeidsongeschikt is en dat de beëindiging van de uitkering rechtmatig is.