ECLI:NL:CRVB:2023:2173

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
22/2309 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor Wlz-zorg wegens gebrek aan blijvende behoefte aan 24 uur zorg

In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep op 8 november 2023, wordt de afwijzing van een aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door het CIZ beoordeeld. De appellant, een minderjarige met een Foetaal Alcohol Spectrum Disorder, Autisme Spectrum Stoornis en ADHD, had een aanvraag ingediend voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Het CIZ had deze aanvraag afgewezen, omdat er geen blijvende behoefte aan deze zorg zou zijn. De rechtbank Noord-Nederland had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

De Raad oordeelt dat het CIZ terecht heeft geconcludeerd dat de appellant niet voldoet aan de voorwaarden voor Wlz-zorg. De Raad stelt vast dat, hoewel de appellant begeleiding en ondersteuning nodig heeft, er onvoldoende bewijs is dat hij blijvend 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig heeft. De Raad wijst op de positieve ontwikkeling die de appellant laat zien en de mogelijkheden voor verbetering in zijn situatie. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de rapporten van de medisch adviseurs consistent en inzichtelijk waren, en dat het CIZ zich op deze rapporten heeft mogen baseren.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt dat de appellant geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of terugbetaling van griffierecht. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige beoordeling van de zorgbehoefte van minderjarigen en de rol van de Jeugdwet in dergelijke gevallen.

Uitspraak

22/2309 WLZ
Datum uitspraak: 8 november 2023
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 23 juni 2022, 22/129 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het CIZ
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 30 april 2021 heeft het CIZ de aanvraag van appellant voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) afgewezen. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt. Met een besluit van 16 december 2021 (bestreden besluit) is het CIZ bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Appellant heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellant heeft mr. B. van Dijk, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
De Raad heeft de zaak, gedeeltelijk door middel van beeldbellen, behandeld op een zitting van 27 september 2023. Voor appellant is zijn moeder en wettelijk vertegenwoordiger [A.] verschenen, bijgestaan door mr. Van Dijk. Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.C.J.G. van Maris-Kindt en mr. S. Kersjes-van Bussel.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

Deze uitspraak gaat over de vraag of het CIZ de aanvraag van appellant voor zorg op grond van de Wlz terecht heeft afgewezen. De Raad oordeelt dat het CIZ heeft mogen concluderen dat bij appellant geen sprake is van een blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid, zodat hij reeds daarom niet voldoet aan de voorwaarden om tot de Wlz te worden toegelaten.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant, geboren in 2011, is bekend met een Foetaal Alcohol Spectrum Disorder, een Autisme Spectrum Stoornis en ADHD. In verband hiermee is namens appellant op 26 januari 2021 een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wlz.
1.2.
Deze aanvraag heeft geleid tot de in het procesverloop weergegeven besluitvorming. Het CIZ heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat appellant geen recht heeft op zorg op grond van de Wlz en heeft dat, onder verwijzing naar de adviezen van zijn medisch adviseurs, op de volgende manier gemotiveerd. Bij appellant is sprake van de grondslag psychische stoornis. De grondslag verstandelijke handicap kan niet worden vastgesteld. De grondslag psychische stoornis kan alleen toegang tot de Wlz geven voor meerderjarigen. Minderjarigen met een zorgbehoefte voortkomend uit een psychische stoornis zijn aangewezen op zorg vanuit de Jeugdwet. Verder heeft het CIZ toegelicht dat geen sprake is van een uitbehandelde situatie en dat nog ontwikkeling mogelijk is. Een blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid als gevolg van de aanwezige beperkingen kan nog niet worden vastgesteld.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de rapporten van de medisch adviseurs consistent, concludent en inzichtelijk zijn en dat het CIZ zich op deze rapporten heeft mogen baseren. Volgens de rechtbank bestaat onvoldoende aanleiding om op dit moment te concluderen dat bij appellant sprake is van een verstandelijke beperking. Verder heeft de rechtbank overwogen dat uit het dossier blijkt dat appellant op leergebied een ontwikkeling doormaakt en dat, ook gelet op de leeftijd van appellant, aannemelijk is dat door groei en rijping ontwikkeling mogelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het CIZ op juiste gronden tot de conclusie kunnen komen dat appellant niet in aanmerking komt voor zorg op grond van de Wlz.

Het standpunt van appellant

3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant heeft – samengevat – aangevoerd dat, vanwege zijn beperkte adaptieve vermogens en lage IQ, ook sprake is van een grondslag verstandelijke handicap. Om te kunnen functioneren is appellant blijvend aangewezen op intensieve begeleiding. Ter onderbouwing van zijn standpunt dat hij in aanmerking dient te komen voor zorg op grond van de Wlz heeft appellant diverse (medische) stukken overgelegd.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
Daargelaten of in het geval van appellant een grondslag verstandelijke handicap kan worden vastgesteld naast de grondslag psychische stoornis, zijn er onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat appellant een blijvende behoefte heeft aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen.
4.2.
De Raad vindt het aannemelijk dat appellant door de aard van zijn aandoeningen, die zoals hij terecht heeft opgemerkt niet zijn te genezen, gedurende zijn leven een bepaalde mate van begeleiding en ondersteuning nodig zal hebben. Gelet op de mogelijkheden voor verbetering kan op dit moment echter niet worden vastgesteld dat appellant blijvend is aangewezen op 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Daartoe heeft het CIZ – onder verwijzing naar de medische adviezen – afdoende gemotiveerd dat appellant ondanks diverse moeilijkheden op school over het algemeen een positieve ontwikkeling laat zien. Met de juiste begeleiding en het bieden van duidelijkheid, sturing en structuur blijkt appellant in staat om leerdoelen te bereiken. Verder werkt het bieden van een stabiele en rustige omgeving bevorderlijk voor het gedrag van appellant. De Raad acht tevens van belang dat voor appellant – mede door zijn relatief jonge leeftijd – nog behandelmogelijkheden bestaan, gericht op het leren omgaan met zijn beperkingen en het vergroten van zijn zelfstandigheid.
4.3.
Gelet op wat is overwogen in 4.4 onderschrijft de Raad het oordeel van de rechtbank dat appellant geen aanspraak heeft op zorg op grond van Wlz. In de door appellant overgelegde (medische) gegevens heeft de Raad geen aanleiding gevonden om tot een andersluidend oordeel te komen. Op basis van deze informatie kan niet worden vastgesteld dat appellant een blijvende behoefte heeft aan Wlz-zorg.

Conclusie en gevolgen

5.1.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
5.2.
Gezien de uitkomst van het hoger beroep krijgt appellant geen vergoeding voor zijn proceskosten. Hij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum als voorzitter en D.S. de Vries en N.R. Docter als leden, in tegenwoordigheid van S.C. Scholten als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 november 2023.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) S.C. Scholten

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Artikel 3.2.1 Wet langdurige Zorg

1.Een verzekerde heeft recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking, een psychische stoornis of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
a. permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
24 uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1.door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2.door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
2.In het eerste lid wordt verstaan onder:
a.
blijvend:van niet voorbijgaande aard;
permanent toezicht:onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende het
gehele etmaal, waardoor tijdig kan worden ingegrepen;
ernstig nadeel voor de verzekerde:een situatie waarin de verzekerde:
1.zich maatschappelijk te gronde richt of dreigt te richten;
2.zichzelf in ernstige mate verwaarloost of dreigt te verwaarlozen;
3.ernstig lichamelijk letsel oploopt of dreigt op te lopen dan wel zichzelf ernstig lichamelijk letsel toebrengt of dreigt toe te brengen;
4.ernstig in zijn ontwikkeling wordt geschaad of dreigt te worden geschaad of dat zijn veiligheid ernstig wordt bedreigd, al dan niet doordat hij onder de invloed van een ander raakt;
zelfzorg:de uitvoering van algemene dagelijkse levensverrichtingen waaronder de persoonlijke verzorging en hygiëne en, zo nodig, de verpleegkundige zorg;
regieproblemen:beperkingen in het vermogen om een adequaat oordeel te vormen
over dagelijks voorkomende situaties op het gebied van sociale redzaamheid, probleemgedrag, psychisch functioneren of geheugen en oriëntatie.
3.In afwijking van het eerste lid heeft een meerderjarige verzekerde recht op zorg voor zover hij vanwege een combinatie van een licht verstandelijke handicap en gedragsproblemen:
a.tijdelijk behoefte heeft aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid als bedoeld in het eerste lid, onder a of b, of
b.volgens zijn behandelaar is aangewezen op het afmaken van een onder de Jeugdwet aangevangen behandeling met verblijf.
4.Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald in welke gevallen een verzekerde, in afwijking van het eerste lid, geen recht heeft op vormen van zorg voor zover hij krachtens een zorgverzekering of een andere wettelijke regeling recht heeft of kan doen gelden op die zorg.
5.Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het eerste tot en met derde lid.
6.In afwijking van het eerste lid heeft een jeugdige als bedoeld in de eerste twee onderdelen van het begrip jeugdige van artikel 1.1 van de Jeugdwet geen recht op zorg indien hij vanwege een psychische stoornis een blijvende behoefte heeft aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid als bedoeld in het eerste lid, onder a en b.