ECLI:NL:CRVB:2023:2169
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstand en ingangsdatum bijstandsverlening in het kader van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van bijstand en de ingangsdatum van bijstandsverlening aan appellant, die sinds 22 april 2017 bijstand ontving op grond van de Participatiewet (PW). De intrekking van de bijstand met ingang van 1 augustus 2020 was gebaseerd op de bevindingen van een onderzoek door het college, dat concludeerde dat appellant zijn hoofdverblijf niet had op het uitkeringsadres. Appellant had niet aannemelijk gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum van bijstand rechtvaardigden. De rechtbank had eerder het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en in hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat hij zijn inlichtingenverplichting niet had geschonden. De Raad oordeelde dat de onderzoeksbevindingen voldoende grondslag boden voor de conclusie dat appellant zijn hoofdverblijf niet op het uitkeringsadres had.
Daarnaast ging de zaak over de ingangsdatum van de bijstand die appellant had aangevraagd. De aanvragen van 15 september en 19 oktober 2020 waren afgewezen, en de Raad bevestigde dat de bijstand pas kon ingaan op de datum van melding, 26 november 2020, omdat appellant niet had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigden. De Raad concludeerde dat de hoger beroepen niet slaagden en bevestigde de aangevallen uitspraken, waarbij appellant geen proceskostenvergoeding of terugbetaling van griffierecht ontving.