ECLI:NL:CRVB:2023:2163

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
22/583 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. A. van ’t Laar, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 januari 2022. Het hoger beroep was geregistreerd onder nummer 22/583 WMO15. Tijdens de zitting op 5 oktober 2023, die deels via videobellen plaatsvond, heeft appellant het hoger beroep ingetrokken. Tegelijkertijd heeft hij verzocht om het college van burgemeester en wethouders van Woensdrecht te veroordelen in de proceskosten. Het college werd vertegenwoordigd door mr. J.A. de Kivit en S. Weber.

De Centrale Raad van Beroep heeft in haar uitspraak van 16 november 2023, onder verwijzing naar de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, geoordeeld dat het college in de proceskosten moet worden veroordeeld. De kosten zijn begroot op € 26,88 voor reiskosten en € 3.348,- voor verleende rechtsbijstand, wat in totaal neerkomt op € 3.374,88. Daarnaast is bepaald dat het college het door appellant betaalde griffierecht van in totaal € 184,- moet vergoeden.

De uitspraak is gedaan door A. van Gijzen, in tegenwoordigheid van griffier R.R. Olde Engberink, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

22.583 WMO15

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ZeelandWestBrabant van 13 januari 2022, 20/8117 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Woensdrecht (college)
Datum uitspraak: 16 november 2023
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A. van ’t Laar hoger beroep ingesteld en stukken ingediend.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, deels via videobellen, plaatsgevonden op 5 oktober 2023. Namens appellant zijn zijn vrouw [A.] en mr. Van ’t Laar verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.A. de Kivit en S. Weber.
Ter zitting heeft mr. Van ’t Laar namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
De meervoudige kamer heeft de zaak verwezen naar de enkelvoudige kamer.

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
2. Ter zitting van de Raad hebben appellant en het college overeenstemming bereikt over wat hen verdeeld houdt en daartoe een schikking getroffen, waarbij het college appellant tegemoet is gekomen. Daarop heeft appellant het hoger beroep ingetrokken met handhaving van zijn verzoek om het college te veroordelen in de proceskosten in beroep en in hoger beroep.
3. Aanleiding bestaat om het college te veroordelen in de proceskosten. Deze kosten worden begroot op € 26,88 aan gevraagde reiskosten in beroep en € 3.348,- voor verleende rechtsbijstand in beroep en in hoger beroep, dus in totaal op een bedrag € 3.374,88.
4. Er is aanleiding te bepalen dat het college het door appellant in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht aan appellant vergoedt.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • veroordeelt het college in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 3.374,88;
  • bepaalt dat het college aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 184,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door A. van Gijzen, in tegenwoordigheid van R.R. Olde Engberink als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 november 2023.
(getekend) A. van Gijzen
(getekend) R.R. Olde Engberink