In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. A. van ’t Laar, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 januari 2022. Het hoger beroep was geregistreerd onder nummer 22/583 WMO15. Tijdens de zitting op 5 oktober 2023, die deels via videobellen plaatsvond, heeft appellant het hoger beroep ingetrokken. Tegelijkertijd heeft hij verzocht om het college van burgemeester en wethouders van Woensdrecht te veroordelen in de proceskosten. Het college werd vertegenwoordigd door mr. J.A. de Kivit en S. Weber.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar uitspraak van 16 november 2023, onder verwijzing naar de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht, geoordeeld dat het college in de proceskosten moet worden veroordeeld. De kosten zijn begroot op € 26,88 voor reiskosten en € 3.348,- voor verleende rechtsbijstand, wat in totaal neerkomt op € 3.374,88. Daarnaast is bepaald dat het college het door appellant betaalde griffierecht van in totaal € 184,- moet vergoeden.
De uitspraak is gedaan door A. van Gijzen, in tegenwoordigheid van griffier R.R. Olde Engberink, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.