Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat het CAK het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 180,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 juli 2021, waarin haar beroep ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 november 2023 uitspraak gedaan. De zaak betreft de herziening van de maximale periodebijdrage voor zorg of ondersteuning, vastgesteld door het CAK. Appellante betwistte dat het CAK de juiste inkomensgegevens had gebruikt voor de berekening van deze bijdrage. In eerste instantie had het CAK de maximale periodebijdrage vastgesteld op € 479,82 per vier weken, gebaseerd op inkomensgegevens van het peiljaar 2014. Appellante stelde dat deze gegevens onjuist waren en heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder informatie van de Belastingdienst van 9 februari 2022, waaruit bleek dat haar verzamelinkomen was bijgesteld.
Na schorsing van het onderzoek heeft het CAK op 15 maart 2023 een nieuw besluit genomen, waarbij het rekening hield met de door appellante verstrekte inkomensgegevens en de maximale periodebijdrage herzag. De Raad oordeelde dat het CAK met dit besluit volledig tegemoet was gekomen aan de bezwaren van appellante. Hierdoor werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het procesbelang was komen te vervallen. De Raad kon niet ingaan op andere punten die appellante naar voren had gebracht, zoals verschuldigde rente en incassokosten, omdat deze buiten de omvang van het geschil vielen. De uitspraak werd gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van griffier C.K. Teunissen, en het CAK werd opgedragen het griffierecht van appellante te vergoeden.