ECLI:NL:CRVB:2023:2160

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
21/2995 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard inzake herziening maximale periodebijdrage zorg of ondersteuning

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 juli 2021, waarin haar beroep ongegrond werd verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft op 16 november 2023 uitspraak gedaan. De zaak betreft de herziening van de maximale periodebijdrage voor zorg of ondersteuning, vastgesteld door het CAK. Appellante betwistte dat het CAK de juiste inkomensgegevens had gebruikt voor de berekening van deze bijdrage. In eerste instantie had het CAK de maximale periodebijdrage vastgesteld op € 479,82 per vier weken, gebaseerd op inkomensgegevens van het peiljaar 2014. Appellante stelde dat deze gegevens onjuist waren en heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder informatie van de Belastingdienst van 9 februari 2022, waaruit bleek dat haar verzamelinkomen was bijgesteld.

Na schorsing van het onderzoek heeft het CAK op 15 maart 2023 een nieuw besluit genomen, waarbij het rekening hield met de door appellante verstrekte inkomensgegevens en de maximale periodebijdrage herzag. De Raad oordeelde dat het CAK met dit besluit volledig tegemoet was gekomen aan de bezwaren van appellante. Hierdoor werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat het procesbelang was komen te vervallen. De Raad kon niet ingaan op andere punten die appellante naar voren had gebracht, zoals verschuldigde rente en incassokosten, omdat deze buiten de omvang van het geschil vielen. De uitspraak werd gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van griffier C.K. Teunissen, en het CAK werd opgedragen het griffierecht van appellante te vergoeden.

Uitspraak

21/2995 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
8 juli 2021, 17/5143 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het CAK
Datum uitspraak: 16 november 2023

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft nadere stukken overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 maart 2023. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot. Het CAK heeft zich laten vertegenwoordigen door C. Jansen en mr. B. Imhof. Ter zitting is het onderzoek geschorst.
Het CAK heeft een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. Appellante heeft daarop gereageerd.
Het CAK heeft op verzoek van de Raad een toelichting gegeven op enkele door appellante naar voren gebrachte punten. Appellante heeft daarop gereageerd.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 22 mei 2017 heeft het CAK de maximale periodebijdrage voor zorg of ondersteuning (maximale periodebijdrage) vanaf periode één van 2016 voor appellante vastgesteld op € 479,82 per vier weken. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Volgens appellante heeft het CAK voor de berekening van de maximale periodebijdrage gebruik gemaakt van onjuiste inkomensgegevens van haar en haar echtgenoot over het peiljaar 2014.
1.2.
Bij beslissing op bezwaar van 20 juli 2017 (bestreden besluit) heeft het CAK het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante ongegrond verklaard.
3.1.
Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd en herhaald dat de maximale periodebijdrage over 2016 moet worden gewijzigd, omdat het CAK zich op onjuiste inkomensgegevens heeft gebaseerd. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft appellante – onder meer – informatie van de Belastingdienst van 9 februari 2022 overgelegd, waaruit volgt dat het verzamelinkomen van haar en haar echtgenoot over het peiljaar 2014 naar beneden is bijgesteld.
3.2.
Na schorsing van het onderzoek heeft het CAK een besluit van 15 maart 2023 genomen. Bij dit besluit heeft het CAK op grond van de door appellante overgelegde inkomensgegevens de maximale periodebijdrage over 2016 herzien.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het CAK heeft het bestreden besluit vervangen door het besluit van 15 maart 2023. Met dit besluit heeft het CAK alsnog rekening gehouden met de door appellante verstrekte inkomensgegevens. Het CAK is met dit besluit dus volledig tegemoetgekomen aan de bezwaren van appellante. Het hoger beroep wordt daarom niet geacht op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, mede tegen dit besluit te zijn gericht, zodat het besluit van 15 maart 2023 niet in het geding wordt betrokken. Nu appellante het hoger beroep niet heeft ingetrokken, zal het hoger beroep vanwege het daaraan komen te ontvallen van het procesbelang niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.2.
Wat appellante naar voren heeft gebracht over verschuldigde rente en incassokosten aan incassobureau Flanderijn en een nog openstaande schuld bij het CAK valt buiten de omvang van dit geschil. De Raad kan daar niet op ingaan.
5. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat het CAK het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 180,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van C.K. Teunissen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 november 2023.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) C.K. Teunissen