In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 november 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellante had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van haar Ziektewet-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) per 11 februari 2020. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.L.M. Vreeswijk, de zaak aanhangig gemaakt. Tijdens de procedure heeft het Uwv op 9 maart 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarin het bezwaar van appellante alsnog gegrond werd verklaard en de ZW-uitkering werd voortgezet. Hierdoor was er geen procesbelang meer voor het hoger beroep, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. De Raad heeft het Uwv tevens veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 2.511,- bedragen, en het door appellante betaalde griffierecht van € 182,- moet worden vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in hoger beroep en de gevolgen van een gewijzigde beslissing op bezwaar.