ECLI:NL:CRVB:2023:214

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 januari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
21/3280 PW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van bijstand en ingangsdatum bijstandsnorm voor gehuwden

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van bijstand aan een appellant. De appellant ontving sinds 15 maart 2017 bijstand naar de norm voor een alleenstaande op basis van de Participatiewet (PW). Op 15 juli 2020 diende hij samen met zijn partner een aanvraag in voor bijstand naar de norm voor gehuwden, met als ingangsdatum 11 maart 2020, de datum waarop zijn partner op zijn adres was ingeschreven. Het college van burgemeester en wethouders van Almere heeft deze aanvraag aanvankelijk afgewezen, maar heeft later het bezwaar van de appellant gedeeltelijk gegrond verklaard en bijstand toegekend vanaf 15 juli 2020.

De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat hij door de coronacrisis niet eerder een aanvraag heeft kunnen indienen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigen dat de bijstand met terugwerkende kracht tot 11 maart 2020 zou moeten worden toegekend. De Raad benadrukt dat het de eigen verantwoordelijkheid van de appellant is om tijdig een aanvraag in te dienen.

De Raad heeft ook overwogen dat de taalvaardigheid van de appellant geen bijzondere omstandigheid vormt, en dat hij hulp had moeten vragen. Er is geen bewijs dat hij geen hulp heeft kunnen vragen, aangezien hij in de periode van 11 maart 2020 tot 15 juli 2020 wel inkomstenformulieren heeft ingediend met behulp van Vluchtelingenwerk. Het hoger beroep van de appellant is daarom afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

21.3280 PW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 20 juli 2021, 21/1270 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
Datum uitspraak: 24 januari 2023
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Almere (college)
Zitting heeft: mr. M.F. Wagner
Griffier: Y. Fatni
Beide partijen zijn met bericht niet verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het gaat in deze zaak om de ingangsdatum van de aan appellant toegekende bijstand naar de norm voor gehuwden. Appellant ontving sinds 15 maart 2017 bijstand naar de norm voor een alleenstaande op grond van de Participatiewet (PW). Op 15 juli 2020 heeft appellant samen met zijn partner een aanvraag gedaan voor bijstand naar de norm voor gehuwden op grond van de PW, met als ingangsdatum 11 maart 2020. Dit is de datum waarop zijn partner is ingeschreven op het adres van appellant in de Basisregistratie personen. Bij besluit van 14 oktober 2020 heeft het college de aanvraag van appellant en zijn partner afgewezen. Bij besluit van 2 februari 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van appellant gedeeltelijk gegrond verklaard en het besluit van 14 oktober 2020 herroepen in die zin dat aan appellant en zijn partner met ingang van 15 juli 2020 bijstand naar de norm voor gehuwden wordt toegekend. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hem niet kan worden verweten dat hij niet eerder dan 15 juli 2020 een aanvraag om bijstand heeft ingediend. Door de coronacrisis heeft appellant nergens hulp kunnen vragen. Hij kon voor hulp niet terecht bij Vluchtelingenwerk of de gemeente Almere.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat er in zijn geval bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat met terugwerkende kracht tot 11 maart 2020 bijstand naar de norm voor gehuwden wordt toegekend. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van appellant om zijn aanvraag tijdig te doen. Zoals de rechtbank heeft overwogen is de omstandigheid dat appellant de Nederlandse taal niet of onvoldoende spreekt geen bijzondere omstandigheid. Appellant had in verband daarmee hulp moeten vragen. Er is ook niet gebleken dat appellant helemaal geen hulp heeft kunnen vragen. Zowel de rechbank als het college hebben er terecht op gewezen dat appellant in de te beoordelen periode van 11 maart 2020 tot en met 15 juli 2020 wel met behulp van Vluchtelingenwerk inkomstenformulieren heeft ingediend. Niet valt in te zien waarom Vluchtelingenwerk, of een andere organisatie, appellant in deze periode niet had kunnen ondersteunen bij het doen van een aanvraag om bijstand, zeker nu de aanvraag digitaal kon worden ingediend.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt daarom bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) Y.S.S.. Fatni (getekend) M.F. Wagner