ECLI:NL:CRVB:2023:214
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand en ingangsdatum bijstandsnorm voor gehuwden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van bijstand aan een appellant. De appellant ontving sinds 15 maart 2017 bijstand naar de norm voor een alleenstaande op basis van de Participatiewet (PW). Op 15 juli 2020 diende hij samen met zijn partner een aanvraag in voor bijstand naar de norm voor gehuwden, met als ingangsdatum 11 maart 2020, de datum waarop zijn partner op zijn adres was ingeschreven. Het college van burgemeester en wethouders van Almere heeft deze aanvraag aanvankelijk afgewezen, maar heeft later het bezwaar van de appellant gedeeltelijk gegrond verklaard en bijstand toegekend vanaf 15 juli 2020.
De rechtbank Midden-Nederland heeft het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat hij door de coronacrisis niet eerder een aanvraag heeft kunnen indienen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt echter dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigen dat de bijstand met terugwerkende kracht tot 11 maart 2020 zou moeten worden toegekend. De Raad benadrukt dat het de eigen verantwoordelijkheid van de appellant is om tijdig een aanvraag in te dienen.
De Raad heeft ook overwogen dat de taalvaardigheid van de appellant geen bijzondere omstandigheid vormt, en dat hij hulp had moeten vragen. Er is geen bewijs dat hij geen hulp heeft kunnen vragen, aangezien hij in de periode van 11 maart 2020 tot 15 juli 2020 wel inkomstenformulieren heeft ingediend met behulp van Vluchtelingenwerk. Het hoger beroep van de appellant is daarom afgewezen en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.