ECLI:NL:CRVB:2023:208

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
1 februari 2023
Zaaknummer
21/3334 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing verzoek om plaatsing in Senior functie op basis van RAAF

In deze zaak heeft betrokkene, werkzaam bij de politie, verzocht om plaatsing in de functie van Senior [functie], gewaardeerd in salarisschaal 8, op basis van de Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie (RAAF). De korpschef heeft deze aanvraag op 16 mei 2019 afgewezen, wat leidde tot een bezwaar dat eveneens werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het besluit van de korpschef vernietigd, waarbij zij heeft bepaald dat betrokkene met terugwerkende kracht vanaf 10 januari 2017 in de functie van Senior [functie] geplaatst moest worden.

De korpschef heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting op 21 december 2022 is betrokkene vertegenwoordigd door haar advocaat, terwijl de korpschef zich liet vertegenwoordigen door een andere advocaat. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de rechtbank een vergissing heeft gemaakt met betrekking tot de ingangsdatum van de plaatsing. Volgens artikel 4, tweede lid, van de RAAF moet de ingangsdatum van de plaatsing op de aanvraagdatum liggen, wat betekent dat de ingangsdatum op 16 april 2018 moet worden vastgesteld.

De Raad heeft geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat betrokkene op het senior niveau heeft gefunctioneerd, maar heeft de ingangsdatum van de plaatsing gecorrigeerd. De korpschef is veroordeeld tot het betalen van de proceskosten aan betrokkene, die in totaal € 1.674,- bedraagt. De uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van S.S. Blok als griffier, en is openbaar uitgesproken op 1 februari 2023.

Uitspraak

21/3334 AW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de tussenuitspraak van de rechtbank Oost Brabant van 19 april 2021 (aangevallen tussenuitspraak) en de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 26 augustus 2021 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de korpschef van de politie (korpschef)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
Datum uitspraak: 1 februari 2023

Inleiding

1.1.
Betrokkene heeft gevraagd om geplaatst te worden in de functie van Senior [functie] ( [functie] ), gewaardeerd in salarisschaal 8, op grond van de Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie (RAAF). Met het besluit van 16 mei 2019 heeft de korpschef deze aanvraag afgewezen.
1.2.
De korpschef heeft met het bestreden besluit van 28 november 2019 op het bezwaar van betrokkene de afwijzing gehandhaafd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank heeft daarbij bepaald dat de korpschef betrokkene vanaf 10 januari 2017 plaatst in de functie van Senior [functie] .
1.4.
De korpschef heeft hoger beroep ingesteld. Namens betrokkene heeft mr. D.C. Coppens, advocaat, een verweerschrift ingediend.
1.5.
De zaak is op zitting behandeld op 21 december 2022. Betrokkene is verschenen, samen met mr. T.A. van Helvoort, kantoorgenoot van mr. Coppens. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.J.C. Garrels.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Betrokkene is met ingang van 1 juli 2016 geplaatst in de functie van Generalist [functie] , gewaardeerd in salarisschaal 7, in de formatie van de eenheid [Eenheid] , District ’ [District] , Team [Team] . Haar werkterrein is het coördinatiepunt operationeel politiewerk (COP).
2.2.
Betrokkene heeft op 16 april 2018 een aanvraag ingediend om op grond van de RAAF te worden geplaatst in de functie van Senior [functie] , gewaardeerd in salarisschaal 8.
2.3.
Met het besluit van 16 mei 2019 heeft de korpschef de aanvraag van betrokkene afgewezen.
2.4.
Met het besluit van 28 november 2019 (bestreden besluit) heeft de korpschef de bezwaren tegen het besluit van 16 mei 2019 ongegrond verklaard. De feitelijk opgedragen werkzaamheden van betrokkene voldoen volgens de korpschef niet in overwegende mate aan de niveaubepalende elementen van de functie van Senior [functie] . Betrokkene voldoet daarom niet aan de vereisten van de RAAF om in de gevraagde functie te worden geplaatst.

Uitspraken van de rechtbank

De aangevallen tussenuitspraak
3.1.
De rechtbank heeft in de tussenuitspraak geoordeeld dat betrokkene aannemelijk heeft gemaakt dat zij werkzaamheden verricht binnen het vakgebied [vakgebied] . Daarnaast heeft betrokkene aannemelijk gemaakt dat zij in haar werkzaamheden heeft voldaan aan de niveaubepalende elementen van de functie Senior [functie] wat betreft het maken van plannen van aanpak, het verrichten van zaakscoördinatie en het netwerken. Volgens de rechtbank is niet duidelijk geworden of er nog andere niveaubepalende elementen zijn waaraan de werkzaamheden van betrokkene moeten voldoen. Dit is een gebrek in de besluitvorming van de korpschef. Met de tussenuitspraak heeft de rechtbank de korpschef de gelegenheid geboden te motiveren of er verdere niveaubepalende elementen zijn in de functie van Senior [functie] . Als dat zo is, dan moet de korpschef motiveren of hij vindt dat de werkzaamheden van betrokkene daaraan voldoen.
3.2.1.
De korpschef heeft bij brief van 20 mei 2021 een nadere motivering verstrekt aan de rechtbank.
3.2.2.
Namens betrokkene heeft mr. Coppens hierop gereageerd bij brief van 17 juni 2021.
3.2.3.
De korpschef heeft op 1 juli 2021 hierop gereageerd.
De aangevallen uitspraak
3.3.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard. De rechtbank heeft dat besluit vernietigd en het besluit van 16 mei 2019 herroepen. De rechtbank heeft zelf in de zaak voorzien door te bepalen dat de korpschef betrokkene met ingang van 10 januari 2017 plaatst in de functie van Senior [functie] en te bepalen dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit. De rechtbank heeft hiertoe, samengevat, het volgende overwogen. In wat de korpschef in reactie op de tussenuitspraak heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om van het in haar tussenuitspraak gegeven oordeel dat betrokkene werkzaam is in de [vakgebied] , terug te komen. Verder heeft de korpschef in zijn reactie naar voren gebracht dat er naast de drie niveaubepalende elementen waarover in de tussenuitspraak een oordeel is gegeven, nog twee andere niveaubepalende elementen zijn waaraan de werkzaamheden van betrokkene moeten voldoen. Het gaat om deskundigheidsbevordering en het verbeteren van de [vakgebied] . Betrokkene heeft naar de mening van de korpschef aannemelijk gemaakt dat zij in haar werk voldoet aan het niveaubepalende element deskundigheidsbevordering. Zij heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat zij voldoet aan het niveaubepalende element verbetering van de [vakgebied] , aldus de korpschef. De rechtbank is van oordeel dat betrokkene met de door haar gegeven voorbeelden aannemelijk heeft gemaakt dat zij wel degelijk voldoet aan het niveaubepalende element van verbetering van de [vakgebied] . De rechtbank heeft hierbij overwogen dat de korpschef geen reactie heeft gegeven op de uitgebreide onderbouwing van betrokkene. De korpschef heeft het door de rechtbank geconstateerde gebrek dus niet hersteld.

Beoordeling door de Raad

4.1.
De Raad beoordeelt of het oordeel van de rechtbank over de plaatsing van betrokkene in de functie van Senior [functie] per 10 januari 2017 juist is. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die de korpschef heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4.2.
De Raad komt tot het oordeel dat de plaatsing van betrokkene in de functie van Senior [functie] juist is. De rechtbank heeft daarom het bestreden besluit terecht vernietigd en terecht bepaald dat de korpschef betrokkene plaatst in de functie van Senior [functie] . De rechtbank heeft wel een onjuiste ingangsdatum vastgesteld. Op dit punt slaagt het hoger beroep van de korpschef dus wel. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Plaatsing in de functie van Senior [functie] is terecht
4.3.
Voor het wettelijk kader en de regels die hier gelden, verwijst de Raad naar zijn uitspraak van 10 december 2020. [1]
4.4.
In dit hoger beroep ligt de vraag voor of de feitelijke werkzaamheden van betrokkene wezenlijk afwijken van haar functie van Generalist [functie] , zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, aanhef en onder c, van de RAAF. Onder “wezenlijk afwijken” wordt volgens de artikel 1, aanhef en onder i, van de RAAF, voor zover hier van belang, verstaan: in overwegende mate voldoen aan de niveaubepalende elementen van een andere functie als omschreven in het onderdeel ‘kern van de functie’ van de betreffende functie. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de feitelijke werkzaamheden van betrokkene in overwegende mate voldoen aan de niveaubepalende elementen van de functie van Senior [functie] .
4.5.
De korpschef stelt zich op het standpunt dat betrokkene niet alle niveaubepalende elementen van de functie van Senior [functie] heeft uitgevoerd. Daarom is de aanvraag van betrokkene om plaatsing in deze functie met toepassing van de RAAF terecht afgewezen.
4.6.
Partijen zijn het erover eens dat betrokkene vanaf januari 2017 binnen het COP de rol van screenen, werk voorbereiden en kwaliteitszorg (SWK) vervult.
4.7.
In de toelichting op de RAAF staat dat het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP), naast het begrip functies, ook het begrip rollen kent. De toelichting zegt daarover:
“Aan bepaalde functies zijn bepaalde rollen gekoppeld en deze kunnen enkel worden uitgeoefend na toewijzing door het bevoegd gezag. Omdat deze rollen gekoppeld zijn aan functies en niet de zwaarte en bijbehorende waardering van de functie bepalen, valt het uitoefenen van een rol buiten het bereik van deze regeling. Het is evenwel niet toegestaan om een ambtenaar een bepaalde rol op te dragen, wanneer deze geen onderdeel uitmaakt van diens functie. Wanneer dit toch geschiedt, geldt dit als een belangrijke aanwijzing dat de andere functie is uitgeoefend.”
4.8.
Ter zitting van de Raad heeft de gemachtigde van de korpschef bevestigd dat SWK een rol is die op seniorniveau wordt belegd. Partijen zijn het er blijkens het besprokene ter zitting dan ook over eens dat betrokkene haar SWK-werkzaamheden op seniorniveau uitvoert en dat haar feitelijke werkzaamheden dus in zoverre afwijken van de werkzaamheden, behorende tot haar functie van generalist [functie] , immers geen functie op seniorniveau.
4.9.
In het werkingsdocument OPCO/COP [Eenheid] staat het volgende beschreven over de rol van SWK in relatie tot de functie waarbinnen de rol moet worden belegd.
“Binnen de inrichting van de Nationale Politie is de SWK medewerker niet als functie ingericht maar als rol. De SWK-medeweker is het vliegwiel voor kwaliteit binnen het basisteam. De seniors GGP of [functie] zijn de meest aangewezen functionarissen om een kwaliteitscontrole uit te voeren op uitgaande processen-verbaal en dossiers. Daarnaast staat hierin dat zij “als mentor de professionaliteit van de collega’s bevorderen”. Daarmee geven zij de uitvoerende collega’s ook de in het werkingsdocument verlangde feedback. Dit komt overeen met het overgenomen advies vanuit de kwaliteitsprogramma politie-OM om deze functie te beleggen op het niveau, minimaal brigadier/schaal 8.”
“Zoals gezegd komen binnen de basisteams primair functionarissen met de functie van Senior GGP in aanmerking voor het uitvoeren van de rol van SWK-medewerker. Functionarissen met de functie van Senior [functie] kunnen secundair in aanmerking komen voor het uitvoeren van de rol van SWK-medewerker. Binnen de districtsrecherche komen functionarissen met de functie van Senior [functie] in aanmerking voor het uitvoeren van de rol van SWK-medewerker.”
4.10.
Uit 4.9 leidt de Raad af dat de rol van SWK-medewerker zowel kan worden belegd in de functie van Senior Gebiedsgebonden Politie (GGP) als in de functie van Senior [functie] . In dit kader verwijst de Raad ook naar de overgelegde vacature voor Senior GGP COP-SWK met sluitingsdatum 8 jun 2018.
4.11.
Verder staat niet ter discussie dat betrokkene haar werkzaamheden in de van belang zijnde periode in volle omvang, en overigens ook naar tevredenheid, heeft uitgevoerd. De Raad verwijst hiervoor naar het beoordelingsformulier van 6 februari 2018 waaruit blijkt dat betrokkene over de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 is beoordeeld op de competenties van Senior GGP en Senior [functie] , omdat een aantal competenties behoort tot zowel de functie van Senior GGP als de functie van Senior [functie] . Betrokkene scoort op activiteiten, resultaten en competenties drie keer een ‘goed’.
4.12.
Met dit alles ontstaat het beeld dat het samenstel van werkzaamheden dat de rol van SWK-medewerker vormt, een mix is van werkzaamheden die vallen onder enerzijds de functie van Senior GGP en anderzijds de functie van Senior [functie] . Het systeem van de RAAF houdt in dat moet worden voldaan aan de niveaubepalende elementen van één enkele, andere dan de eigen functie. Aan die voorwaarde kan betrokkene, nu haar werkzaamheden zich kennelijk over twee vakgebieden uitstrekken, strikt genomen niet voldoen. Voor de Raad is dat echter geen reden om te oordelen dat de aanvraag mocht worden afgewezen. Duidelijk is immers dat betrokkene wel heeft gefunctioneerd op het (senior)niveau van de door haar gevraagde functie. Het LFNP kent geen functies die zich uitstrekken over meerdere vakgebieden. Uit wat is overwogen onder 4.9 blijkt dan ook dat de rol van SWK-medewerker wordt toebedeeld aan een seniorfunctionaris in ofwel het vakgebied GGP, ofwel het vakgebied [functie] . Onder deze omstandigheden kan niet anders worden geconcludeerd dan dat betrokkene in één van deze beide functies had moeten worden geplaatst. De functie van Senior [functie] ligt daarbij, nu dit de gevraagde functie was en de oorspronkelijke functie van betrokkene ook in dit vakgebied ligt, het meest voor de hand. Voor zover de bepalingen van de RAAF deze plaatsing volgens de korpschef onmogelijk maken, had hij kunnen teruggrijpen op de in artikel 7 van de RAAF neergelegde hardheidsclausule. De aanvraag van betrokkene is dus ten onrechte afgewezen.
4.13.
Dit betekent dat het hoger beroep van de korpschef in zoverre niet slaagt.
Onjuiste ingangsdatum
4.14.
De rechtbank heeft geoordeeld dat betrokkene met ingang van 10 januari 2017 moet worden geplaatst in de functie van Senior [functie] . Op de zitting is hierover gesproken. De rechtbank heeft een vergissing gemaakt. In artikel 4, tweede lid, van de RAAF is namelijk bepaald dat de ingangsdatum van de plaatsing op de gewenste functie op de aanvraagdatum ligt. De ingangsdatum van de plaatsing wordt daarom bepaald op 16 april 2018, omdat dit de aanvraagdatum is.
4.15.
Het hoger beroep van de korpschef slaagt op dit punt wel.

Conclusie en gevolgen

4.16.
Het hoger beroep slaagt niet wat betreft de plaatsing van betrokkene. De Raad komt, zij het op deels andere gronden, tot hetzelfde oordeel als de rechtbank. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak in zoverre, met verbetering van gronden, moet worden bevestigd. Betrokkene is terecht geplaatst in de functie van Senior [functie] . Het hoger beroep van de korpschef slaagt wel wat betreft de ingangsdatum van de plaatsing. Dit betekent dat de ingangsdatum van de plaatsing 16 april 2018 is. De aangevallen uitspraak wordt in zoverre vernietigd.
4.17.
De korpschef moet betrokkene een vergoeding van haar proceskosten betalen. Hiervoor ontvangt betrokkene één punt voor het verweerschrift en één punt voor het verschijnen op zitting. Eén punt is € 837,-, dus betrokkene ontvangt in totaal € 1.674,-.

Beslissing

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij de ingangsdatum van de plaatsing in de functie van Senior [functie] is bepaald op 10 januari 2017;
  • bepaalt de ingangsdatum van de plaatsing in genoemde functie op 16 april 2018;
  • bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
  • veroordeelt de korpschef in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van S.S. Blok als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2023.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) S.S. Blok