ECLI:NL:CRVB:2023:2075

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
22/2604 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) na zorgvuldig onderzoek naar blijvende behoefte aan zorg in nabijheid

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door het CIZ. Appellante, geboren in 1965, heeft op 4 november 2020 een aanvraag ingediend, maar deze werd afgewezen bij besluit van 26 mei 2021. Het CIZ stelde dat er geen blijvende behoefte was aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid, wat werd onderbouwd door een medisch advies van 25 mei 2021. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het CIZ zich terecht op het medisch advies heeft gebaseerd en dat appellante geen objectieve medische informatie heeft aangeleverd die de afwijzing zou kunnen onderbouwen.

In hoger beroep heeft de Raad voor de Rechtspraak de zaak opnieuw beoordeeld. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat er geen blijvende behoefte aan zorg in de nabijheid is. Appellante heeft geen nieuwe medische gegevens overgelegd die de eerdere conclusies van het CIZ zouden kunnen weerleggen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellante geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of terugbetaling van griffierecht. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische informatie in dergelijke procedures en de rol van het CIZ in het beoordelen van zorgaanvragen.

Uitspraak

22/2604 WLZ
Datum uitspraak: 8 november 2023
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 1 juli 2022, 21/3856 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het CIZ
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 26 mei 2021 heeft het CIZ de aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) afgewezen. Appellante heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het CIZ is met een besluit van 4 november 2021 (bestreden besluit) bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Appellante heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellante heeft mr. R. Skála, hoger beroep ingesteld. Het CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 27 september 2023. Voor appellante is mr. Skála verschenen. Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.C.J.G. van Maris-Kindt en mr. J.E. Koedood.
OVERWEGINGEN
Samenvatting
Het gaat in deze zaak om de vraag of appellante in aanmerking komt voor zorg op grond van de Wlz. De Raad is met de rechtbank en het CIZ eens dat geen sprake is van een blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel. Het CIZ heeft de aanvraag van appellante om Wlz-zorg terecht afgewezen.
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1. Appellante, geboren in 1965, is bekend met somatische en psychiatrische aandoeningen. Appellante heeft op 4 november 2020 bij het CIZ een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wlz.
1.2. Bij besluit van 26 mei 2021, gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft het CIZ de aanvraag van appellante afgewezen. Het CIZ heeft zich op het standpunt gesteld dat bij appellante geen sprake is van een blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel. Hieraan ligt het medisch advies van 25 mei 2021 ten grondslag.
Uitspraak van de rechtbank
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat het CIZ heeft mogen uitgaan van het medisch advies van 25 mei 2021. De rechtbank heeft geoordeeld dat het door de medisch adviseur verrichte onderzoek zeer uitgebreid is geweest en er geen enkel aanknopingspunt is dat sprake is van onvoldoende of onjuiste motivering. Het had op de weg van appellante gelegen om objectieve verifieerbare medische informatie in te brengen die doet twijfelen aan de juistheid van het advies. Appellante heeft dit niet gedaan. Ten slotte heeft de rechtbank geen onderbouwing gezien voor de stelling van appellante dat het CIZ bewust relevante stukken heeft achtergehouden. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank. Wat zij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.
Het oordeel van de Raad
4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1. De wettelijke regels en beleidsregels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.2. De beroepsgrond dat door de rechtbank niet op alle gronden is ingegaan, slaagt niet. De rechtbank heeft de (kern van de) beroepsgronden van appellante adequaat besproken. De Raad verwijst verder naar zijn vaste rechtspraak waarin is geoordeeld dat uit artikel 8:69 en uit artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht niet voortvloeit dat de rechtbank op alle door appellante aangevoerde argumenten afzonderlijk moet ingaan. [1]
4.3. Volgens appellante is geen (apart) verslag gemaakt van het online huisbezoek, zodat hetgeen is besproken voor haar niet controleerbaar is. Daarom moet het ervoor gehouden worden dat geen huisbezoek heeft plaatsgevonden, aldus appellante. Deze beroepsgrond slaagt niet. De Raad stelt vast dat hetgeen is besproken tijdens het online huisbezoek, is neergelegd in de onderzoeksrapportage die CIZ heeft opgemaakt naar aanleiding van de aanvraag. Dat tijdens het online huisbezoek meer of anders zou zijn besproken dan hetgeen is weergegeven in de onderzoeksrapportage, is niet onderbouwd.
4.4. De Raad oordeelt als volgt over de beroepsgrond van appellante dat sprake is van een blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Zoals de rechtbank heeft geconstateerd heeft onderzoek plaatsgevonden door een medisch adviseur van het CIZ aan de hand van de door appellante aangeleverde medische gegevens van haar huisarts, het Fact-team Lentis en de IPGGZ. In het medisch advies is deugdelijk besproken waarom de aandoeningen van appellante niet maken dat sprake is van een blijvende behoefte aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Uit wat appellante heeft aangevoerd volgt niet dat in het medisch advies geen juist beeld wordt gegeven van de gezondheidssituatie van appellante (over de ziekte van Crohn, haar diabetes en haar geestelijke gezondheid), dat het niet concludent is of dat het anderszins onjuist is. Verder heeft appellante ook in hoger beroep geen medische stukken overgelegd op grond waarvan de Raad tot een andersluidend oordeel zou moeten komen.
4.5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en appellante geen aanspraak heeft op Wlz-zorg.
5. Appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten. Zij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum als voorzitter en D.S. de Vries en N.R. Docter als leden, in tegenwoordigheid van S.C. Scholten als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 november 2023.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) S.C. Scholten
Bijlage:
Artikel 3.2.1 Wet langdurige zorg
1. Een verzekerde heeft recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking, een psychische stoornis of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
a.permanent toezicht ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel voor de verzekerde, of
b.uur per dag zorg in de nabijheid, omdat hij zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen en hij, om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen,
1.door fysieke problemen voortdurend begeleiding, verpleging of overname van zelfzorg nodig heeft, of
2.door zware regieproblemen voortdurend begeleiding of overname van taken nodig heeft.
2. In het eerste lid wordt verstaan onder:
a.blijvend:van niet voorbijgaande aard;
b.permanent toezicht:onafgebroken toezicht en actieve observatie gedurende het gehele etmaal, waardoor tijdig kan worden ingegrepen;
c.ernstig nadeel voor de verzekerde:een situatie waarin de verzekerde:

3.ernstig lichamelijk letsel oploopt of dreigt op te lopen dan wel zichzelf ernstig lichamelijk letsel toebrengt of dreigt toe te brengen;
4.ernstig in zijn ontwikkeling wordt geschaad of dreigt te worden geschaad of dat zijn veiligheid ernstig wordt bedreigd, al dan niet doordat hij onder de invloed van een ander raakt;
d.zelfzorg:de uitvoering van algemene dagelijkse levensverrichtingen waaronder de persoonlijke verzorging en hygiëne en, zo nodig, de verpleegkundige zorg;
e.regieproblemen:beperkingen in het vermogen om een adequaat oordeel te vormen over dagelijks voorkomende situaties op het gebied van sociale redzaamheid, probleemgedrag, psychisch functioneren of geheugen en oriëntatie.

Voetnoten

1.Uitspraak van 18 februari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:385.