In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 november 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante had zich op 28 januari 2020 ziekgemeld en diende op 7 december 2021 een aanvraag in voor een WIA-uitkering. Het Uwv heeft deze aanvraag afgewezen, omdat appellante de wettelijke wachttijd van 104 weken niet had volbracht. De Raad oordeelt dat appellante voor het verstrijken van de wachttijd weer volledig belastbaar was voor haar eigen werk, wat door het Uwv is vastgesteld. Appellante was van mening dat het Uwv onvoldoende had onderzocht of de wachttijd was volgemaakt, maar de Raad volgt dit standpunt niet. De Raad concludeert dat het Uwv terecht heeft geweigerd om appellante een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij niet aan de vereisten voldeed. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak. Appellante krijgt geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.