ECLI:NL:CRVB:2023:2061

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
22/2191 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep tegen het Uwv

Op 8 november 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/2191 ZW. Deze uitspraak betreft een hoger beroep dat door appellant is ingesteld tegen een beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De appellant, vertegenwoordigd door mr. H.M.A. van den Boogaard, heeft het hoger beroep ingetrokken nadat het Uwv op 17 mei 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar had genomen, waarbij het Uwv volledig tegemoetkwam aan de bezwaren van de appellant.

De Raad heeft in deze uitspraak de proceskostenveroordeling behandeld, waarbij artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is. De Raad oordeelde dat, omdat het Uwv de kosten van bezwaar heeft vergoed, de Raad enkel nog de kosten in hoger beroep diende te beoordelen. De Raad heeft vastgesteld dat de appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijke kosten heeft gemaakt, die zijn begroot op € 837,- voor verleende rechtsbijstand.

Daarnaast heeft de Raad bepaald dat het Uwv het door appellant betaalde griffierecht van € 136,- dient te vergoeden. De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 8 november 2023
22/2191 ZW, 23/576 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 8 juni 2022, 21/1141 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. H.M.A. van den Boogaard, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 17 mei 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek op een nadere zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de nieuwe beslissing op bezwaar van 17 mei 2023 volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
Het Uwv heeft de kosten van bezwaar vergoed. Aangezien de rechtbank reeds heeft geoordeeld over de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep heeft gemaakt, moet de Raad nog slechts oordelen over de in hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 837‬,- (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift) voor verleende rechtsbijstand.
Ook zal de Raad bepalen dat het Uwv het door appellant in hoger beroep betaalde griffierecht vergoedt.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 837,-;
- veroordeelt het Uwv tot vergoeding van het door appellant betaalde griffierecht tot een bedrag van € 136,-.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 november 2023.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) M.D.F. de Moor