Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat van appellant een griffierecht van € 548,- wordt geheven.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 19 april 2023 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/1941. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de bekendmaking van de uitspraak. In dit geval was de uitspraak op 8 mei 2023 bekendgemaakt, waardoor de termijn eindigde op 19 juni 2023. Appellant heeft op 16 juni 2023 een beroepschrift per email verzonden, maar dit is nooit ontvangen door de Raad omdat het naar een verkeerd emailadres was gestuurd. Daarnaast is het beroepschrift pas op 22 juni 2023 per reguliere post ontvangen, wat na de termijn was. De Raad oordeelde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend en dat er geen reden was om aan te nemen dat appellant niet in verzuim was geweest. De uitspraak van de rechtbank blijft daarom in stand en er wordt een griffierecht van € 548,- opgelegd aan appellant. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.