ECLI:NL:CRVB:2023:2060

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
23/1871 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding en onjuist emailadres

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 19 april 2023 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/1941. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de bekendmaking van de uitspraak. In dit geval was de uitspraak op 8 mei 2023 bekendgemaakt, waardoor de termijn eindigde op 19 juni 2023. Appellant heeft op 16 juni 2023 een beroepschrift per email verzonden, maar dit is nooit ontvangen door de Raad omdat het naar een verkeerd emailadres was gestuurd. Daarnaast is het beroepschrift pas op 22 juni 2023 per reguliere post ontvangen, wat na de termijn was. De Raad oordeelde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend en dat er geen reden was om aan te nemen dat appellant niet in verzuim was geweest. De uitspraak van de rechtbank blijft daarom in stand en er wordt een griffierecht van € 548,- opgelegd aan appellant. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Datum uitspraak: 25 oktober 2023
23/1871 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 april 2023, 22/1941 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld, is op 8 mei 2023 in afschrift aan partijen toegezonden. De laatste dag waarop hoger beroep kon worden ingesteld was 19 juni 2023.
Appellant heeft op 16 juni 2023 het hogerberoepschrift per email verzonden aan griffiecrvb@rechtspraak.nl. De Raad heeft deze email echter nooit ontvangen, omdat gebruik is gemaakt van een verkeerd emailadres door appellant. Het toezenden van digitale post aan de Raad verloopt via het emailadres crvbgriffie@rechtspraak.nl.
Daarnaast is het beroepschrift op 22 juni 2023, dus na het verstrijken van de hogerberoepstermijn, door de Raad per reguliere post ontvangen. De enveloppe waarin het hogerberoepschrift aan de Raad is toegezonden, bevat geen poststempel, maar de tekst ‘PostNL Port Betaald’. Dat betekent dat niet kan worden vastgesteld wanneer het hogerberoepschrift ter post is bezorgd.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend hogerberoepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 30 juni 2023 is aan appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellant heeft daarop bij brief van 25 juli 2023 geantwoord dat het beroepschrift conform de jurisprudentie van de Raad geacht wordt tijdig te zijn ontvangen. De hogerberoepstermijn liep van 9 mei 2023 tot en met 19 juni 2023. Het beroepschrift is op 16 juni 2023 verzonden naar het emailadres griffiecrvb@rechtspraak.nl en daarnaast is het beroepschrift ook per reguliere post verzonden op 16 juni 2023.
Wat appellant heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In dat verband wordt overwogen dat het verzenden van het hogerberoepschrift naar een verkeerd emailadres te wijten is aan appellant zelf. Deze email heeft de Raad nooit bereikt en kan niet worden aangemerkt als tijdige indiening van het hogerberoepschrift. Daarnaast is het per reguliere post verzonden hogerberoepschrift door de Raad pas op 22 juni 2023 ontvangen en kan aan de hand van de enveloppe waarin het hogerberoepschrift is verzonden, niet worden vastgesteld wanneer het hogerberoepschrift ter post is bezorgd. Dit betekent dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Nu de aangevallen uitspraak in stand blijft, dient van appellant een griffierecht van
€ 548,- te worden geheven.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat van appellant een griffierecht van € 548,- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2023.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) S. Pouw
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.