ECLI:NL:CRVB:2023:2047

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
23/1233 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ZW-uitkering op basis van verdiencapaciteit en medische geschiktheid

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die voorheen als schoonmaakster werkte, heeft zich op 15 mei 2020 ziekgemeld. Het Uwv heeft haar een ZW-uitkering toegekend, maar heeft deze per 30 augustus 2021 beëindigd, omdat zij meer dan 65% van haar laatst verdiende loon zou kunnen verdienen. Appellante is het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar gemaakt, maar het Uwv handhaafde zijn besluit. De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellante ongegrond, waarna zij hoger beroep heeft ingesteld.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 1 november 2023 behandeld. De Raad oordeelt dat het Uwv voldoende medische en arbeidskundige grondslagen heeft aangetoond voor de beëindiging van de uitkering. De verzekeringsarts heeft vastgesteld dat appellante, ondanks haar klachten, in staat is om passende functies te vervullen. De Raad volgt de argumenten van appellante niet, die stelt dat haar medische beperkingen onvoldoende zijn meegewogen. De Raad concludeert dat de beëindiging van de ZW-uitkering terecht is en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Appellante krijgt geen vergoeding voor proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

23/1233 ZW
Datum uitspraak: 1 november 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 14 april 2023, 22/2921 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 29 juli 2021 heeft het Uwv de uitkering die appellante ontving op grond van de Ziektewet (ZW) beëindigd. Appellante heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv is met een besluit van 7 juni 2022 (bestreden besluit) bij de beëindiging van de
ZW-uitkering gebleven.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellante heeft mr. G. Grijs, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 4 oktober 2023. Namens appellante is mr. Grijs verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. I.M. Veringmeier.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht de ZW-uitkering van appellante per 30 augustus 2021 heeft beëindigd. Volgens appellante was zij toen door haar (medische) beperkingen niet in staat om passende functies te verrichten zodat zij onveranderd recht heeft op een ZW-uitkering. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante heeft voor het laatst gewerkt als schoonmaakster voor 30,25 uur per week. Op 15 mei 2020 heeft zij zich ziekgemeld met fysieke klachten. Het Uwv heeft appellante een uitkering op grond van de ZW toegekend. In het kader van een eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) heeft appellante het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts. Deze arts heeft appellante belastbaar geacht met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 12 juli 2021. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellante niet meer geschikt is voor haar laatste werk. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens voor appellante functies geselecteerd. Het Uwv heeft bij besluit van 29 juli 2021 de ZW-uitkering van appellante met ingang van 30 augustus 2021 beëindigd, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd.
1.2.
In de bezwaarfase hebben een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onderzoek gedaan en rapporten opgesteld. Het Uwv heeft op basis hiervan geen aanleiding gezien voor wijziging van zijn standpunt.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank, voor zover van belang, als volgt geoordeeld. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het onderzoek gebaseerd op de anamnese, dossierstudie en het gesprek tijdens de hoorzitting. Bij zijn oordeel heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de medische gegevens die in de bezwaarfase zijn verkregen betrokken bij de beoordeling. In beroep heeft appellante geen nieuwe medische gegevens ingebracht. Voor zover appellante heeft aangevoerd dat op de datum in geding sprake was van psychische problemen, heeft zij dit niet onderbouwd met medische gegevens. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook voldoende gemotiveerd dat er geen medische indicatie is voor het aannemen van een urenbeperking omdat appellante niet voldoet aan de voorwaarden zoals omschreven in de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid (Standaard). De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 1 februari 2023 aangegeven dat er geen medische indicatie is om een urenbeperking aan te nemen nu bij de passende arbeid rekening is gehouden met de beperkingen. Er is geen sprake van een stoornis in de energiehuishouding die hiertoe aanleiding geeft. Als regel geldt dat bij het aangeven van de belastbaarheid de beperkingen van andere FML-items voorgaan boven een beperking van de duurbelastbaarheid. Een urenbeperking komt immers bovenop de aangenomen beperkingen in de FML. Uit het dagverhaal van appellante blijkt dat zij een normaal dag- en nachtritme heeft waaruit geen extra slaapbehoefte blijkt. Zij verricht activiteiten als het huishouden, tv-kijken, het doen van de boodschappen, koken en zij heeft contact met de buren. De aangenomen beperkingen op de andere FML-items acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende. Ook is geen sprake van structureel verminderde beschikbaarheid omdat appellante een voorgeschreven behandeling moet ondergaan. Als rekening wordt gehouden met de beperkingen dan zou het belasten van appellante met meer uren er niet toe moeten leiden dat de klachten toenemen. Een urenbeperking hoeft dan ook niet te worden aangenomen op preventieve grond, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Ook is niet gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep is uitgegaan van een onvolledig dagverhaal. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat de door het Uwv geselecteerde functies vallen binnen de belastbaarheid van appellante.
Het hoger beroep van appellante
3. Appellante is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante heeft tegen die uitspraak aangevoerd dat ten onrechte geen urenbeperking is aangenomen gezien haar klachten, de mate van hulp die zij nodig heeft en haar verminderde recuperatie. Onder verwijzing naar de Standaard heeft appellante aangevoerd dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig is. Er is onvoldoende aandacht besteed aan het dagverhaal dat summier is opgetekend is de primaire fase en in bezwaar onvoldoende is uitgevraagd.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit om de ZW-uitkering van appellante te beëindigen in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.2.
De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
4.3.
Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW behoudt een betrokkene na 52 weken van ongeschiktheid tot werken zijn ZW-uitkering, als hij als gevolg van ziekte minder kan verdienen dan 65% van zijn laatst verdiende loon (maatmaninkomen). Dit percentage wordt berekend door het maatmaninkomen te vergelijken met het loon dat hij kan verdienen in passende functies. Bij deze beoordeling wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen. [1] Ook deze beoordeling is gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek.
4.4.
De gronden die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd zijn in essentie een herhaling van wat zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat deze gronden niet slagen. De overwegingen die aan het oordeel van de rechtbank ten grondslag liggen worden onderschreven. De Raad voegt daar aan toe dat hij appellante niet volgt in haar stelling dat de verzekeringsartsen onvoldoende aandacht hebben besteed aan haar dagverhaal en zij op grond van de Standaard meer hadden moeten doorvragen. Zoals het Uwv ter zitting terecht heeft opgemerkt zal de verzekeringsarts – naast het dagverhaal van een betrokkene – ook een objectieve aanleiding moeten hebben voor een urenbeperking. Uit de beschikbare medische gegevens is van een dergelijke objectieve aanleiding bij appellante niet gebleken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarover opgemerkt dat er bij appellante geen sprake is van een stoornis in de energiehuishouding en dat er vanuit preventief oogpunt evenmin sprake is voor het aannemen van een beperking in de duurbelastbaarheid.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering in stand blijft.
6. Appellante krijgt daarom geen vergoeding voor haar proceskosten. Zij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 november 2023.
(getekend) E.J.J.M. Weyers
(getekend) S. Pouw
Bijlage
Artikel 19aa van de Ziektewet
1. In afwijking van artikel 19 heeft de verzekerde die geen werkgever heeft jegens wie hij, bij ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte, zwangerschap of bevalling, recht heeft op loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek dan wel aanspraak heeft op bezoldiging op grond van artikel 76a, eerste lid, van deze wet, nadat na de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken, recht op ziekengeld overeenkomstig het bij of krachtens deze wet bepaalde, indien de verzekerde:
a. ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19; en
b. als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
(…)
(…)
(…)
5. Onder maatmaninkomen wordt verstaan hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk verdienen.
Artikel 19ab van de Ziektewet
1. Het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, bedoeld in artikel 19aa, wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek. Van een arbeidskundig onderzoek kan onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden worden afgezien.
(…)
3. Onder arbeid als bedoeld in artikel 19aa, eerste lid, wordt verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 30 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4920.