4.1.De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
4.2.1.Appellant stelt zich op het standpunt dat, nu hij terecht beroep heeft ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar, de rechtbank het Uwv had moeten veroordelen tot vergoeding van zijn proceskosten.
4.2.2.Vast staat dat ten tijde van het instellen van het beroep door appellant de termijn waarbinnen het Uwv een beslissing op het gemaakte bezwaar had moeten geven was overschreden, zodat appellant terecht bij de rechtbank beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn bezwaar. De rechtbank heeft ten onrechte geen uitspraak gedaan op het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar. Nu het Uwv in beroep met het besluit van 8 september 2020 alsnog heeft beslist op het bezwaar van appellant, tegen welk bezwaar het beroep van appellant mede geacht wordt te zijn gericht, heeft appellant geen belang meer bij een beoordeling van zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn bezwaar. De rechtbank had wel, aangezien terecht beroep was ingesteld, hierin aanleiding behoren te zien een proceskostenveroordeling uit te spreken. De Raad ziet dan ook aanleiding om de aangevallen uitspraak te vernietigen voor zover de rechtbank nagelaten heeft te beslissen op het beroep van appellant tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar. De Raad zal dat beroep niet-ontvankelijk verklaren en een proceskostenveroordeling uitspreken. De voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten zijn beperkt gebleven tot de kosten van verleende rechtsbijstand in verband met het indienen van een beroepschrift.
4.3.1.Appellant stelt zich op het standpunt dat de voor hem noodzakelijke begeleiding alleen gerealiseerd kan worden in het kader van de WSW/beschut werk en dat het Uwv een advies Indicatie beschut werk had behoren te geven.
4.3.2.Op het door het Uwv op 26 september 2019 ontvangen formulier ‘Aanvraag beoordeling arbeidsvermogen’ is aangegeven dat appellant een Indicatie Banenafspraak aanvraagt. Hierop is door het Uwv beslist, waarbij de gevraagde indicatie is toegekend. Voor zover al uit het bezwaarschrift afgeleid had moeten worden dat appellant met zijn formulier ‘Aanvraag beoordeling arbeidsvermogen’ beoogd heeft een advies Indicatie beschut werk aan te vragen overweegt de Raad dat deze beoordeling in deze hoger beroepsprocedure niet aan de orde kan komen om de volgende reden. De Raad stelt vast dat appellant op 4 februari 2020 bij het Uwv een aanvraag heeft ingediend voor een advies Beschut werk. Het Uwv heeft appellant bij brief van 13 februari 2020 ervan in kennis gesteld dat het Uwv de gemeente gaat adviseren om geen Indicatie beschut werk af te geven. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kerkrade heeft vervolgens bij besluit van 27 februari 2020 beslist geen Indicatie beschut werk te verstrekken. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit is bij besluit van 30 september 2020 ongegrond verklaard, waarna de rechtbank Limburg bij uitspraak van 12 januari 2022 het beroep tegen het besluit van 30 september 2020 ongegrond heeft verklaard. Appellant heeft hiertegen hoger beroep bij de Raad ingesteld, zaaknummer 22/516 PW. Daarop is nog niet beslist.
4.3.3.De gronden die appellant in deze procedure voren heeft gebracht betreffen gronden die appellant in zijn hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 12 januari 2022 in de zaak met zaaknummer 22/516 PW aan de orde zou kunnen brengen. Aan een bespreking van de overige gronden van appellant kan niet worden toegekomen.
5. Gelet op 4.2.2 moet de aangevallen uitspraak worden vernietigd voor zover de rechtbank heeft nagelaten het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in verband met het beroep van appellant tegen het uitblijven van een tijdige beslissing op bezwaar. De aangevallen uitspraak, voor zover deze verder door appellant is aangevochten, zal voor het overige worden bevestigd. Dit betekent dat het besluit waarbij aan appellant een Indicatie Banenafspraak is toegekend in stand blijft.
6. De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant bij de rechtbank tot een bedrag van € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met wegingsfactor 0,5). Verder wordt aanleiding gezien om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellant in hoger beroep heeft moeten maken. Deze vergoeding wordt vastgesteld op € 837,- voor verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, wegingsfactor eveneens 0,5).
7. Nu de Raad op procedurele gronden reden heeft gezien de aangevallen uitspraak te vernietigen, omdat de rechtbank nagelaten heeft te beslissen op het beroep van appellant tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar, bestaat er grond om het in hoger beroep door appellant betaalde griffierecht te vergoeden. Onder toepassing van artikel 8:114 van de Algemene wet bestuursrecht ziet de Raad aanleiding te bepalen dat het griffierecht door de griffier aan appellant wordt vergoed. De Raad overweegt hiertoe dat de vernietiging van de aangevallen uitspraak in hoger beroep niet is ingegeven door de onrechtmatigheid van het bestreden besluit.