ECLI:NL:CRVB:2023:2032

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
21/2394 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. N. Desloover, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 juni 2021. De Centrale Raad van Beroep heeft op 2 november 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 21/2394 WIA. Appellante heeft het hoger beroep echter ingetrokken, omdat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 31 maart 2023 aan haar beroep is tegemoetgekomen.

Na de intrekking van het hoger beroep heeft appellante verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. Het Uwv heeft de gelegenheid gekregen om een verweerschrift in te dienen, maar het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

De Raad heeft vastgesteld dat appellante recht heeft op vergoeding van de proceskosten, omdat het Uwv haar tegemoet is gekomen. De proceskosten in beroep zijn begroot op € 1.674,- en in hoger beroep op € 837,-. Daarnaast zijn de kosten voor het raadplegen van een deskundige en het opvragen van medische informatie, ter hoogte van € 2.076,75, ook voor vergoeding in aanmerking gekomen. Het totaalbedrag van de te vergoeden proceskosten door het Uwv bedraagt € 4.587,75. Tevens dient het Uwv het door appellante betaalde griffierecht van in totaal € 182,- te vergoeden.

Uitspraak

Datum uitspraak: 2 november 2023
21/2394 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
24 juni 2021, 20/3961 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. N. Desloover, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Appellante heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Vastgesteld wordt dat appellante het hoger beroep heeft ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 31 maart 2023 aan haar beroep is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten in beroep worden begroot op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting). De proceskosten in hoger beroep worden begroot op € 837,- (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift). Ook de kosten die appellante heeft moeten maken voor het raadplegen van een deskundige en het opvragen van medische informatie komen voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten bedragen € 2.076,75‬ (inclusief omzetbelasting). Het totaalbedrag van de te vergoeden (proces)kosten door het Uwv bedraagt daarmee € 4.587,75‬.
Ook dient het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 4.587,75;
- bepaalt dat het Uwv het aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 182,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 2 november 2023.
(getekend) E.J.J.M. Weyers
(getekend) M.D.F. de Moor