Uitspraak
24 juni 2021, 20/3961 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. N. Desloover, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 juni 2021. De Centrale Raad van Beroep heeft op 2 november 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 21/2394 WIA. Appellante heeft het hoger beroep echter ingetrokken, omdat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 31 maart 2023 aan haar beroep is tegemoetgekomen.
Na de intrekking van het hoger beroep heeft appellante verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. Het Uwv heeft de gelegenheid gekregen om een verweerschrift in te dienen, maar het onderzoek ter zitting is achterwege gelaten op basis van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante recht heeft op vergoeding van de proceskosten, omdat het Uwv haar tegemoet is gekomen. De proceskosten in beroep zijn begroot op € 1.674,- en in hoger beroep op € 837,-. Daarnaast zijn de kosten voor het raadplegen van een deskundige en het opvragen van medische informatie, ter hoogte van € 2.076,75, ook voor vergoeding in aanmerking gekomen. Het totaalbedrag van de te vergoeden proceskosten door het Uwv bedraagt € 4.587,75. Tevens dient het Uwv het door appellante betaalde griffierecht van in totaal € 182,- te vergoeden.