ECLI:NL:CRVB:2023:2010
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over toekenning ouderdomspensioen AOW met korting wegens niet verzekerde jaren
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die vanaf 1 maart 2002 in Frankrijk woonde en een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) heeft aangevraagd. De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft hem een pensioen toegekend per 9 juni 2020, maar met een korting van 36% vanwege achttien niet verzekerde jaren. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze korting, stellende dat hij afspraken had gemaakt met zijn voormalige werkgever over de doorlopende opbouw van zijn pensioen. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 31 oktober 2023 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat appellant niet verzekerd was voor de AOW, omdat hij zijn werkzaamheden definitief had gestaakt en niet meer in dienst was van de Nederlandse overheid. De Raad verwierp het beroep op het vertrouwensbeginsel, omdat de gestelde toezeggingen door de voormalige werkgever niet aan de Svb konden worden toegerekend. Ook was er geen sprake van ten onrechte betaalde premies volksverzekeringen die niet waren gerestitueerd. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en handhaafde de korting op het pensioen.
De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder iemand verzekerd kan zijn voor de AOW en de gevolgen van een verhuizing naar het buitenland voor de pensioenopbouw. De Raad concludeert dat de toekenning van het ouderdomspensioen met korting aan appellant in stand blijft, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.