ECLI:NL:CRVB:2023:2006

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
21/1611 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding in WIA-zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Appellant heeft het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 5 mei 2023 volledig aan zijn bezwaren tegemoet is gekomen. De Raad heeft het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal zijn vastgesteld op € 6.044,83, inclusief het betaalde griffierecht van € 182,-.

Het procesverloop begon met de indiening van het hoger beroep door mr. B.E. Crone namens appellant. Tijdens de zitting op 22 maart 2023 was appellant aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl het Uwv vertegenwoordigd was door A. Anandbahadoer. Na heropening van het onderzoek heeft het Uwv op 5 mei 2023 een gewijzigde beslissing genomen. Appellant heeft vervolgens op 6 juni 2023 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De Raad heeft de kosten berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) en het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts).

De Raad heeft vastgesteld dat de kosten voor de inschakeling van een deskundige, in dit geval een verzekeringsarts, ook voor vergoeding in aanmerking komen, maar slechts gedeeltelijk. De uiteindelijke kostenveroordeling is gebaseerd op de redelijkheid van de gemaakte kosten en de toepasselijke tarieven. De uitspraak benadrukt de mogelijkheid voor het bestuursorgaan om veroordeeld te worden in de proceskosten wanneer het beroep wordt ingetrokken na tegemoetkoming door het bestuursorgaan.

Uitspraak

21/1611 WIA en 23/680 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 april 2021, 20/1606 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 25 oktober 2023
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B.E. Crone hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2023. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Crone. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A Anandbahadoer.
De Raad heeft het onderzoek heropend en het Uwv verzocht om nader onderzoek te doen.
Het Uwv heeft op 5 mei 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 6 juni 2023 heeft mr. Crone namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid om een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens is het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 5 mei 2023 volledig aan zijn bezwaren tegemoet is gekomen.
Aangezien het Uwv de gemaakte kosten in bezwaar heeft vergoed, moet de Raad alleen nog oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) begroot op € 1.674,- in beroep (1 punt voor het instellen van beroep en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, wegingsfactor 1) en op € 2.092,50 in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, wegingsfactor 1 en 1 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze, wegingsfactor 0,5).
De kosten die appellant in beroep en hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken voor het inschakelen van een deskundige komen eveneens voor vergoeding in aanmerking.
Appellant heeft in beroep en hoger beroep expertiserapporten van verzekeringsarts K.C. Rammeloo van WPEX ingezonden. Voor deze werkzaamheden heeft appellant om vergoeding van € 4.655,48 verzocht (16,75 uur met een uurtarief van € 230,- en administratiekosten van € 17,50). De Raad is van oordeel dat deze vordering gedeeltelijk voor toewijzing in aanmerking komt. Het Uwv wordt gevolgd in het standpunt dat alleen uren van de medisch adviseur voor vergoeding in aanmerking komen tegen het in het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts) vermelde uurtarief. De op de specificatie van de factuur van Rammeloo genoemde administratiekosten van € 17,50 komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat artikel 1 van het Bpb niet in deze kosten voorziet. Uit de specificatie kan verder niet worden afgeleid in hoeverre de werkzaamheden die de verzekeringsarts heeft verricht ten behoeve van ‘voorbereiding onderzoek’ (4,25 uur) verband houden met het rapport zelf. De Raad acht een vergoeding van de kosten voor 2 uur voorbereidende werkzaamheden redelijk. Uitgaande van het maximale uurtarief van € 129,63 in 2020 voor 14 uur en het maximale uurtarief van € 136,19 in 2022 voor 0,5 uur, bedragen de door het Uwv te vergoeden proceskosten voor de ingeschakelde verzekeringsarts van WPEX daarmee
€ 2.278,33 (inclusief 21% omzetbelasting).
De totale kostenveroordeling komt uit op een bedrag van € 6.044,83. Ook dient het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 6.044,83;
- bepaalt dat het Uwv het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal
€ 182,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2023.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) M.D.F. de Moor