ECLI:NL:CRVB:2023:2004

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
22/3308 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling geschiktheid geselecteerde functies voor appellant in het kader van WIA

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die als box-medewerker heeft gewerkt, heeft zich op 4 maart 2019 ziekgemeld vanwege klachten aan zijn rug en knieën. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 9 december 2020, heeft het Uwv op 23 maart 2021 deze aanvraag afgewezen, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat leidde tot een hoorzitting en een aangepast rapport van de verzekeringsarts. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij zij de FML van 20 juli 2021 als juist heeft beschouwd.

In hoger beroep heeft appellant zijn eerdere gronden herhaald en betoogd dat de geselecteerde functies zijn belastbaarheid overschrijden. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de geselecteerde functies, zoals productiemedewerker industrie en inpakker, binnen de mogelijkheden van appellant vallen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de geschiktheid van de functies. Het hoger beroep van appellant is dan ook afgewezen en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

22/3308 WIA
Datum uitspraak: 26 oktober 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 5 oktober 2022, 21/4369 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B.B.A. Willering, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2023. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Willering. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Sluijs.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant heeft gewerkt als box-medewerker voor gemiddeld 39,77 uur per week. Op
4 maart 2019 heeft hij zich voor dit werk ziekgemeld met klachten aan de rug en beide knieën. Het Uwv heeft appellant in aanmerking gebracht voor ziekengeld op grond van de Ziektewet. Appellant heeft op 9 december 2020 een uitkering op grond van de
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd.
1.2.
Appellant is op 2 maart 2021 op het spreekuur onderzocht door een verzekeringsarts. Deze arts heeft de beperkingen van appellant vastgelegd in de
Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 15 maart 2021. De arbeidsdeskundige heeft appellant niet in staat geacht zijn eigen werk te verrichten, maar wel de functies productiemedewerker industrie, inpakker en medewerker intern transport. Berekend is dat appellant 18,50% arbeidsongeschikt is. Het Uwv heeft vervolgens bij besluit van 23 maart 2021 de WIA-aanvraag van appellant per 1 maart 2021 afgewezen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.3.
Naar aanleiding van het bezwaar van appellant tegen dit besluit is de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanwezig geweest bij de telefonische hoorzitting van 9 juni 2021 en heeft met appellant gesproken. In het rapport van 20 juli 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd dat hij aanleiding ziet de FML aan te passen. Ter verduidelijking heeft hij de toelichting bij de beperking trillingsbelasting aangepast en toegevoegd dat lopen en staan tijdens werk bij elkaar opgeteld niet meer dan 5 uur per werkdag mogen bedragen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft naar aanleiding daarvan in het rapport van 21 juli 2021 overwogen dat de functie van medewerker intern transport niet geschikt is voor appellant. In plaats daarvan heeft hij de eerder als reserve geselecteerde functie van assemblagemedewerker besturingskasten en panelen voor de schatting gebruikt. Samen met de overige onverminderd geschikt bevonden functies is berekend dat appellant nog steeds 18,50% arbeidsongeschikt is. Het Uwv heeft daarop bij besluit van 28 juli 2021
(bestreden besluit) het bezwaar van appellant tegen het besluit van 23 maart 2021 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank is uitgegaan van de juistheid van de FML van 20 juli 2021. De rechtbank heeft appellant niet gevolgd in zijn standpunt dat de geselecteerde functies voor hem ongeschikt zijn. Volgens de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in haar rapport van 21 juli 2021 inzichtelijk gemaakt dat voor de functie productiemedewerker industrie geen signalering wordt gegeven voor de beperking ten aanzien van zitten. Wel is er een overschrijding voor de beperking 'staan', maar is inzichtelijk gemaakt dat appellant op een dag in deze functie minder dan 5 uur staat. Dit valt binnen zijn mogelijkheden. Ook ten aanzien van de functie inpakker is aangegeven dat dit binnen de functionele mogelijkheden van appellant valt, nu daarin geen overschrijding bestaat op de belastbaarheid van zitten en staan. Verder blijkt volgens de rechtbank dat appellant in deze functie tweemaal ongeveer 15 minuten achtereen moet zitten en staan, wat binnen zijn mogelijkheden valt zoals hij die op zitting heeft geschetst. De rechtbank heeft verder vastgesteld dat ook voor de functie assemblagemedewerker besturingskasten en panelen de belastbaarheid van staan en zitten niet wordt overschreden. Volgens de rechtbank wordt in deze functie zesmaal per dag ongeveer tien minuten achtereen gezeten en viermaal ongeveer een minuut gestaan. Ook dit valt volgens de rechtbank binnen de door appellant op zitting geschetste mogelijkheden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit op goede gronden berust.
3.1.
Appellant heeft in hoger beroep de gronden van beroep gehandhaafd. Hij houdt staande dat de geselecteerde functies zijn belastbaarheid van de knieën en rug overschrijden. Appellant heeft toegelicht dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep niet inzichtelijk heeft gemaakt dat hij de functie van productiemedewerker industrie kan uitoefenen, ondanks de overschrijding op de beperking op het item 'staan'. Appellant kan maximaal een half uur staan, omdat hij pijn in zijn knieën en een onstabiel gevoel krijgt. Appellant is bovendien niet in staat zo lang te zitten als in de functie nodig is.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd is een herhaling van de gronden die hij
bij de rechtbank heeft ingediend, en vormt geen aanleiding om anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan.
4.2.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak terecht geoordeeld dat, uitgaande van de juistheid van de FML, geen aanleiding bestaat te twijfelen aan de conclusie van het Uwv dat de geselecteerde functies voor appellant geschikt zijn. De overwegingen en de conclusie van de rechtbank worden onderschreven.
4.3.
Appellant heeft in hoger beroep niet onderbouwd dat het oordeel van de rechtbank onjuist is en de functies zijn belastbaarheid wel overschrijden. Er bestaat geen aanleiding hem in zijn standpunt te volgen.
4.4.
De overwegingen in 4.1 tot en met 4.3 leiden tot de conclusie dat het hoger beroep niet
slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van A.L.K. Dagmar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2023.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) A.L.K. Dagmar