In deze zaak gaat het om de weigering van het Uwv om appellant per 30 juni 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellant heeft zich ziekgemeld met psychische klachten en stelt dat het medisch onderzoek van het Uwv onvoldoende zorgvuldig is geweest, omdat er geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Hij betoogt dat hij meer beperkingen heeft dan het Uwv heeft aangenomen en dat hij de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies niet kan vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op een zitting van 6 september 2023, waar appellant werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.P. Drosten, en het Uwv werd vertegenwoordigd door T. van der Weert.
De Raad oordeelt dat het Uwv terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad onderschrijft deze conclusie. De Raad stelt vast dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling door het Uwv. Appellant heeft geen nieuwe medische gegevens ingebracht die de conclusies van het Uwv ondermijnen. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.