ECLI:NL:CRVB:2023:1957

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
22/3734 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanstellingsbesluit politieambtenaar en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, werkzaam bij de politie, tegen een aanstellingsbesluit van de korpschef. Appellante ontving op 22 april 2020 een aanstellingsbesluit na een succesvolle interne sollicitatie. Na bezwaar tegen dit besluit, ontving zij op 13 december 2021 een nieuw aanstellingsbesluit, waarbij het eerdere besluit werd ingetrokken. De korpschef kwam slechts gedeeltelijk tegemoet aan de bezwaren van appellante, wat leidde tot een beroep bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna appellante in hoger beroep ging. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank onterecht had geoordeeld, omdat de rang van appellante niet was vermeld in het aanstellingsbesluit. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep gegrond, waarbij het aanstellingsbesluit werd aangepast om de rang van appellante als hoofdagent op te nemen. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat appellante haar schade niet had onderbouwd. De Raad kende appellante wel een vergoeding voor proceskosten toe.

Uitspraak

22/3734 AW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 26 oktober 2022, 22/1439 (aangevallen uitspraak) en verzoek om schadevergoeding
Partijen:
[appellante] te Alphen aan den Rijn (appellante)
de korpschef van politie (korpschef)
Datum uitspraak: 12 oktober 2023

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 22 april 2020 heeft de korpschef appellante aangesteld in de functie van [naam functie 1]. Op 13 december 2021 heeft de korpschef appellante een nieuw aanstellingsbesluit toegezonden en het besluit van 22 april 2020 ingetrokken. De korpschef is met een besluit van 19 januari 2022 (bestreden besluit) slechts gedeeltelijk aan de bezwaren van appellante tegemoet gekomen en heeft het besluit van 13 december 2021 in stand gelaten.
Appellante heeft tegen dat bestreden besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Appellante heeft hoger beroep ingesteld. De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft nadere stukken ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 31 augustus 2023. Appellante is verschenen, bijgestaan door L. Drewel. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. van Bindsbergen.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

Appellante was werkzaam bij de politie. Na een succesvolle interne sollicitatie heeft zij een aanstellingsbesluit ontvangen. Nadat appellante bezwaar had gemaakt heeft de korpschef dat besluit gewijzigd en aan haar een nieuw aanstellingsbesluit toegezonden. Appellante is het ook niet eens met de inhoud van het nieuwe besluit. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard. De Raad is van oordeel dat dit niet juist is omdat de rang van appellante moet worden vermeld. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.2.
Na een succesvolle interne sollicitatie heeft appellante een aanstellingsbesluit, gedateerd 22 april 2020, ontvangen.
1.3.
Omdat appellante het op onderdelen niet eens was met de inhoud van dat besluit, heeft zij hiertegen bezwaar gemaakt. De korpschef heeft daarna een nieuw aanstellingsbesluit, gedateerd 13 december 2021, afgegeven en het besluit van 22 april 2020 ingetrokken.
1.4.
De korpschef heeft het bezwaar van appellante tegen het besluit van 22 april 2020 mede gericht geacht tegen het besluit van 13 december 2021. Met het bestreden besluit is het bezwaar gegrond verklaard wat betreft de ingangsdatum van de nieuwe functie en de ondertekening van het besluit. Voor het overige is het bezwaar ongegrond verklaard.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

Het standpunt van appellante

3. Appellante is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij hiertegen heeft aangevoerd, wordt hierna besproken. Daarnaast heeft appellante verzocht om schadevergoeding.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of het oordeel van de rechtbank dat het besluit van 13 december 2021 ongewijzigd in stand kan blijven juist is. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep slaagt. Het verzoek om schadevergoeding moet worden afgewezen. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Besluitvorming
4.1.
Appellante voert aan dat het bestreden besluit op onjuiste wijze tot stand is gekomen. Deze beroepsgrond slaagt niet. Het bezwaar van appellante was gericht tegen het besluit van 22 april 2020. De korpschef heeft dit besluit ingetrokken en vervangen door een besluit van 13 december 2021. Het bezwaar van appellante is daardoor mede gericht tegen het besluit van 13 december 2021. [1] Met het bestreden besluit heeft de korpschef op de bezwaren van appellante beslist.
Aanstellingsbesluit
4.2.
Appellante voert aan dat de term ‘administratief medewerkster’ en de tekst dat ‘appellante op basis van het overgangsbeleid is geplaatst’ moeten worden verwijderd uit het aanstellingsbesluit. Deze beroepsgrond slaagt niet. Wat appellante heeft aangevoerd maakt niet dat het besluit op deze onderdelen moet worden aangepast. De korpschef heeft gemotiveerd uiteengezet waarom deze informatie is opgenomen in het aanstellingsbesluit. Hij wijst er daarbij op dat appellante met toepassing van het overgangsbeleid op de functie is geplaatst.
4.3.
Appellante voert aan dat haar rang in het besluit moet worden vermeld. Dit betoog slaagt. In de akte van aanstelling moet, voor zover van toepassing, de rang waarin de betrokkene wordt aangesteld worden vermeld. [2] Dit betekent dat in het besluit de rang van appellante moet worden opgenomen.
Schadevergoeding
4.4.
Appellante heeft verzocht om schadevergoeding. Dit verzoek wordt afgewezen. Appellante heeft haar schade niet onderbouwd. Daarnaast acht de Raad het niet aannemelijk dat appellante schade heeft geleden als gevolg van het niet geheel in stand kunnen blijven van het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. De Raad zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen voor zover daarin niet is opgenomen dat appellante is aangesteld in de rang van hoofdagent. De Raad zal zelf voorzien en in het aanstellingsbesluit opnemen dat appellante wordt aangesteld in de rang van hoofdagent. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.
6. Appellante krijg een vergoeding voor gemaakte proceskosten in beroep en hoger beroep. [3] Deze kosten worden begroot € 837,- (1 punt voor het beroepschrift). Verder is niet gebleken van kosten van rechtsbijstand die voor vergoeding in aanmerking komen. Ook de reiskosten in beroep en hoger beroep worden vergoed. Deze kosten worden begroot op € 17,36 in beroep en € 19,64 in hoger beroep. Appellante krijgt ook het betaalde griffierecht in beroep en hoger beroep terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 19 januari 2022 voor zover daarin niet staat dat appellante wordt aangesteld in de rang van hoofdagent;
  • neemt in het besluit van 13 december 2021 op dat appellante wordt aangesteld in de rang van hoofdagent en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het besluit van 19 januari 2022;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af;
  • veroordeelt de korpschef in de kosten van appellante tot een bedrag van € 874,-;
  • bepaalt dat de korpschef aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 458,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend als voorzitter in tegenwoordigheid van C.K. Teunissen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2023.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) C.K. Teunissen

Voetnoten

1.Artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Artikel 10, aanhef en onder g, van het Besluit algemene rechtspositie politie.
3.Ingevolge Besluit proceskosten bestuursrecht.