ECLI:NL:CRVB:2023:1942
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bestuurlijke boete wegens schending van de inlichtingenverplichting in het kader van de IOAW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, die een uitkering ontving op basis van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), kreeg een bestuurlijke boete opgelegd van € 631,32 wegens schending van de inlichtingenverplichting. De boete was het gevolg van het niet verstrekken van juiste informatie over zijn woonadres. De Raad oordeelde dat de appellant in de relevante periode niet zijn hoofdverblijf had op het uitkeringsadres, wat werd onderbouwd door extreem laag waterverbruik en andere onderzoeksbevindingen. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen sprake was van verminderde verwijtbaarheid. De appellant had geen individuele omstandigheden aangevoerd die aanleiding gaven om van het standaardbedrag van de boete af te wijken. De uitspraak werd gedaan op 16 oktober 2023.