ECLI:NL:CRVB:2023:1927
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de vastgestelde OV-schuld door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt de zaak behandeld van een appellant die in hoger beroep gaat tegen een beslissing van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De minister had een OV-schuld vastgesteld ten laste van de appellant, omdat deze zijn studentenreisproduct niet tijdig had stopgezet. De appellant had studiefinanciering ontvangen voor een opleiding in het hoger onderwijs, maar had sinds 1 september 2014 geen recht meer op het studentenreisproduct. Ondanks herhaalde waarschuwingen van de minister heeft de appellant zijn studentenreisproduct niet stopgezet, wat resulteerde in een OV-schuld van € 97,- per halve kalendermaand. De rechtbank Midden-Nederland had het beroep van de appellant tegen de beslissing van de minister ongegrond verklaard, waarop de appellant in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 6 september 2023 heeft de appellant zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat hij in de betreffende periode geen (werkende) persoonlijke of tijdelijke OV-kaart had en dat hij het studentenreisproduct niet online kon stopzetten. De minister heeft de Raad verzocht om de eerdere uitspraak van de rechtbank te bevestigen. De Centrale Raad van Beroep heeft in haar uitspraak op 18 oktober 2023 geoordeeld dat de minister terecht de OV-schuld heeft vastgesteld en dat de appellant niet heeft aangetoond dat het niet tijdig stopzetten van het studentenreisproduct niet aan hem kan worden toegerekend. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de verzoeken van de appellant af.