ECLI:NL:CRVB:2023:1915
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de duur van de na-wettelijke uitkering van een ambtenaar en de toepassing van de CAR/UWO
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 oktober 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leiden. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de einddatum van zijn na-wettelijke uitkering, die door het college was vastgesteld op 19 maart 2022. De rechtbank had het beroep van appellant gegrond verklaard voor zover het college geen vergoeding van kosten in bezwaar had toegekend, maar had geoordeeld dat de berekening van de na-wettelijke uitkering door het college juist was. Appellant was van mening dat de periode waarin hij werkzaam was bij twee stichtingen, van 1 juni 1991 tot 1 mei 2003, meegeteld moest worden in de berekening van zijn na-wettelijke uitkering. De Raad heeft echter geoordeeld dat deze periode terecht niet was meegenomen, omdat de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling/Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO) niet van toepassing was op de stichtingen waar appellant werkzaam was. De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant geen recht had op een vergoeding voor proceskosten of het terugkrijgen van het griffierecht.