ECLI:NL:CRVB:2023:1911
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens niet hoofdverblijf op uitkeringsadres
Deze zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Wijchen. Appellante ontving sinds 22 maart 2010 bijstand op grond van de Participatiewet. In oktober 2018 ontving het college een melding dat de woning op het uitkeringsadres al langere tijd onbewoond zou zijn. Hierop heeft het college een onderzoek ingesteld, waarbij onder andere verbruiksgegevens zijn opgevraagd en een buurtonderzoek is uitgevoerd. De onderzoeksresultaten leidden tot de conclusie dat appellante haar hoofdverblijf niet langer op het uitkeringsadres had, wat resulteerde in de intrekking van haar bijstand per 1 mei 2017 en de terugvordering van eerder verleende bijstand tot een bedrag van € 14.451,13.
Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college, maar haar bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanaf 1 mei 2017 niet langer haar hoofdverblijf op het uitkeringsadres had. De Raad voor de Rechtspraak heeft echter geoordeeld dat het college voldoende bewijs heeft geleverd dat appellante haar hoofdverblijf niet op het uitkeringsadres had, onderbouwd door onderzoeksbevindingen zoals het ontbreken van essentiële huishoudelijke voorzieningen en verklaringen van buurtbewoners.
De Raad heeft geconcludeerd dat de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de kosten in stand blijven. Appellante krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van N. van der Horn als griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 september 2023.