ECLI:NL:CRVB:2023:1904
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van bijstand wegens ontbreken geldige verblijfstitel en de rol van de staatssecretaris
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 september 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beëindiging van zijn bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. De beëindiging van de bijstand, die inging op 5 juli 2020, was gebaseerd op het feit dat appellant, een Litouwse gemeenschapsonderdaan, geen geldige verblijfstitel meer had. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had eerder vastgesteld dat het rechtmatig verblijf van appellant was geëindigd, en appellant had hiertegen geen rechtsmiddel aangewend. Het college was derhalve niet gehouden om zelfstandig te onderzoeken of appellant nog een verblijfsrechtelijke status had. Appellant voerde aan dat de besluitvorming onzorgvuldig was en dat zijn medische situatie niet in aanmerking was genomen. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de staatssecretaris de juiste informatie had verstrekt en dat het college niet verplicht was om nader onderzoek te doen naar de medische situatie van appellant. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.