ECLI:NL:CRVB:2023:1900

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
22/3024 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten van huur, bed, oven en tapijten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand. Appellante had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor kosten die verband hielden met haar verhuizing, waaronder een maand huur, een bed, behang, twee tapijten en een oven. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg had de aanvraag afgewezen, omdat de verhuizing niet noodzakelijk werd geacht en appellante in het bezit was van een bed dat niet vervangen hoefde te worden. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.

In hoger beroep heeft appellante herhaald dat de verhuizing noodzakelijk was en dat de kosten voor de genoemde items vergoed moesten worden. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de noodzaak van de verhuizing en dat de kosten voor de oven en tapijten uit eigen middelen moeten worden voldaan. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat appellante geen gronden heeft aangevoerd tegen het niet vergoeden van de kosten voor een bed, oven en tapijten, en dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor deze kosten terecht was.

De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand in stand blijft. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve en verifieerbare gegevens bij het onderbouwen van de noodzaak van een verhuizing en de bijbehorende kosten.

Uitspraak

22/3024 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 12 augustus 2022, 21/713 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg (college)
Datum uitspraak: 3 oktober 2023
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 1 oktober 2020 heeft het college de aanvraag van appellante om bijzondere bijstand afgewezen. Appellante heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt. Met een besluit van 7 januari 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en alsnog een bedrag van € 720,01 aan bijzondere bijstand verstrekt voor een deel van de gevraagde kosten. Het college heeft de kosten voor een maand huur, een bed, behang, twee tapijten en een oven afgewezen.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellante heeft mr. P.J. van der Meulen, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft partijen bij brief van 29 juni 2023 (regiebrief) laten weten hoe de Raad het geschil voorshands ziet en appellante in de gelegenheid gesteld haar gronden aan te vullen. Appellante heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 28 juli 2023. Het college heeft op de regiebrief gereageerd bij e-mailbericht van 24 juli 2023.
De Raad heeft partijen bij brief van 9 augustus 2023 laten weten dat de Raad in deze zaak geen verdere vragen heeft voor partijen en ook dat de Raad een zitting niet nodig vindt. De Raad heeft partijen gewezen op hun recht om ter zitting te worden gehoord. Het college heeft toestemming gegeven om een onderzoek ter zitting achterwege te laten. Appellante heeft niet binnen de haar gegeven termijn verklaard gebruik te willen maken van dat recht. Daarom heeft de Raad met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft. Daarna heeft de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb gesloten.

OVERWEGINGEN

Samenvatting
Deze zaak gaat over een afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten voor een maand huur, een bed, behang, twee tapijten en een oven. Aan de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor een maand huur en het behang ligt ten grondslag dat de verhuizing niet noodzakelijk is. De bijzondere bijstand voor een bed heeft het college afgewezen omdat appellante in het bezit is van een bed en er geen noodzaak bestaat voor vervanging. De bijzondere bijstand voor een oven en de tapijten heeft het college afgewezen omdat deze kosten uit het eigen inkomen moeten worden voldaan. Appellante voert aan dat de rechtbank haar gronden te beperkt heeft opgevat en dat de verhuizing noodzakelijk was. De aanvraag had daarom moeten worden toegekend. De Raad geeft haar daarin geen gelijk.
Inleiding
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante woonde met haar toenmalige vriend samen in [woonplaats] . In mei 2019 is zij vanwege huiselijk geweld verhuisd naar de [Adres] in [woonplaats] . Sinds oktober 2019 ontvangt appellante bijstand op grond van de Participatiewet (PW) naar de norm voor een alleenstaande. Appellante heeft op 24 september 2020 de onder het procesverloop genoemde aanvraag ingediend vanwege de verhuizing van de [Adres] naar haar huidige woning.
1.2.
Vervolgens heeft het college de onder het procesverloop genoemde besluiten genomen.
1.3.
Aan de besluitvorming ligt het volgende ten grondslag. De bijzondere bijstand voor een maand huur en de kosten van behang heeft het college afgewezen omdat de verhuizing niet noodzakelijk is. De bijzondere bijstand voor een bed heeft het college afgewezen omdat appellante in het bezit is van een bed en er geen noodzaak bestaat voor vervanging. De bijzondere bijstand voor een oven en de tapijten heeft het college afgewezen omdat deze kosten uit het eigen inkomen moeten worden voldaan.
Uitspraak van de rechtbank
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daartoe heeft de rechtbank – samengevat weergegeven – overwogen dat appellante geen gronden heeft aangevoerd tegen het niet vergoeden van de kosten van een bed, een oven en de tapijten, dat deze onderdelen daarom buiten de beoordeling blijven en niet worden besproken. Verder heeft de rechtbank overwogen dat appellante geen objectieve en verifieerbare gegevens heeft overgelegd die de noodzaak van de verhuizing aannemelijk maken. De enkele stelling van appellante dat de vorige woning slechts van tijdelijke aard was, heeft zij niet met stukken onderbouwd en is daarom onvoldoende. Het college heeft ook onbetwist gesteld dat uit navraag bij de verhuurder is gebleken dat appellante in de woning aan de [Adres] kon blijven wonen en niet hoefde te verhuizen. De gestelde bedreigingen door de buurman, waardoor zij zich op dat adres onveilig voelde, zijn ook niet met controleerbare bewijsstukken onderbouwd of aannemelijk gemaakt, waardoor niet aannemelijk is gemaakt dat de woonsituatie zodanig onhoudbaar was dat de verhuizing noodzakelijk was. De overgelegde e-mail van de politie is daartoe onvoldoende, omdat deze slechts vermeld dát appellante aangifte heeft gedaan, maar niet waarover aangifte is gedaan. Daarom moet worden vastgesteld dat de verhuizing naar de huidige woning geen noodzakelijke verhuizing was, maar een wenselijke. Ook het standpunt van appellante, dat zij bij de vorige, wél noodzakelijke, verhuizing geen bijzondere bijstand heeft aangevraagd, maakt niet dat zij hierop bij de verhuizing naar haar huidige adres alsnog aanspraak kan maken.
Standpunt van appellante
3.1.
Appellante is het met de aangevallen uitspraak niet eens. Appellante voert allereerst aan dat de rechtbank de gronden van het beroep te beperkt heeft uitgelegd. De gronden zagen ook op de afwijzing van de bijzondere bijstand voor een bed, een oven en de tapijten. Het beroepschrift heeft zich toegespitst op de vraag of de verhuizing noodzakelijk was. Is de verhuizing noodzakelijk, dan moet dat – zo begrijpt de Raad – leiden tot toekenning van de aanvraag op alle onderdelen. Appellante wijst er daarbij op dat de verhuizing naar de [Adres] noodzakelijk was. Zij heeft toen geen bijzondere bijstand aangevraagd omdat zij in afwachting was van de doorstroom naar een definitieve woning. Had zij dit destijds wel gedaan, dan was de aanvraag toegekend. Het feit dat zij de aanvraag om bijzondere bijstand heeft uitgesteld mag nu niet aan appellante worden tegengeworpen. De verhuizing naar haar huidige woning is noodzakelijk omdat zij zich niet veilig voelde in de woning aan de [Adres] omdat zij werd bedreigd door de buurman en hier aangifte van heeft gedaan.
3.2.
De Raad heeft in de regiebrief aan appellante te kennen gegeven dat op voorhand niet duidelijk is waarom de gronden die zien op de noodzaak van de verhuizingen – anders dan de rechtbank oordeelde – ook betrekking hebben op de afwijzing van de kosten voor een bed, oven en de tapijten. Aan de afwijzing van bijzondere bijstand voor deze kosten ligt immers, anders dan appellante stelt, niet ten grondslag dat de verhuizing niet noodzakelijk zou zijn. De Raad heeft appellante gelet hierop in de regiebrief gevraagd of zij de gronden tegen de afwijzing van de bijzondere bijstand voor de kosten van een bed, oven en de tapijten wil aanvullen. Appellante heeft van die gelegenheid gebruikt bij brief van 28 juli 2023. Zij heeft aangevoerd dat zij de zaak in beroep in volle omvang heeft voorgelegd aan de rechtbank. Zij heeft in bezwaar uiteengezet waarom zij het niet eens was met de afwijzing. “In de kern komt het erop neer dat als er in eerste instantie sprake is van een noodzakelijke verhuizing, maar in dat kader geen bijzondere bijstand is aangevraagd omdat deze toch als tijdelijk wordt gezien voor de volgende verhuizing het dan niet meer mogelijk is omdat deze tweede verhuizing niet noodzakelijk wordt geacht.” Zowel de verhuizing naar de [Adres] als de verhuizing naar de huidige woning waren volgens appellante noodzakelijk. Appellante zag de verhuizing naar de [Adres] als een tijdelijke oplossing.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.2.
De Raad stelt onder verwijzing naar de regiebrief vast dat in hoger beroep de toekenning van bijzondere bijstand niet in geschil is.
4.3.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat appellante in beroep geen gronden heeft aangevoerd tegen het niet vergoeden van de kosten van een bed, oven en de tapijten. De gronden van appellante in beroep richtten zich immers alleen op de noodzaak van de verhuizing. De noodzaak van de verhuizing ligt niet aan de afwijzing van de kosten voor een bed, oven en tapijten ten grondslag.
4.4.
Omdat appellante in haar hoger beroepschrift duidelijk heeft gemaakt dat de afwijzing van de kosten voor een bed, oven en tapijten wat haar betreft wel tot de omvang van het geding behoren, heeft de Raad appellante de gelegenheid gegeven haar gronden op dat punt aan te vullen. Zij heeft vervolgens in feite volstaan met een herhaling van de grond dat de verhuizing naar de [Adres] en de verhuizing naar de huidige woning noodzakelijk waren. Zij heeft niet betwist dat er geen noodzaak was haar bed te vervangen en ook niet dat de kosten voor een oven en tapijten uit het eigen inkomen moeten worden voldaan. De grond die zij wel aanvoert, kan niet leiden tot het oordeel dat het bestreden besluit wat deze kosten betreft geen stand kan houden. Het hoger beroep slaagt daarom niet voor zover dat ziet op de kosten voor een bed, oven en tapijten.
4.5.
De gronden die appellante aanvoert tegen de afwijzing van de bijzondere bijstand voor de maand huur en de kosten voor behang heeft zij ook in bezwaar en beroep aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellante heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van de gronden in de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig zou zijn. De Raad kan zich geheel vinden in het oordeel van de rechtbank en in de overwegingen, zoals onder 2 weergegeven, waarop dat oordeel rust.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten voor een maand huur, een bed, behang, twee tapijten en een oven in stand blijft.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door P.W. van Straalen, in tegenwoordigheid van M. Zwart als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2023.
(getekend) P.W. van Straalen
(getekend) M. Zwart