ECLI:NL:CRVB:2023:189
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om zijn WGA-uitkering te beëindigen. Appellant, die tot 16 december 2013 als koerier werkte, meldde zich ziek in 2014 en ontving vanaf 2016 een loongerelateerde WGA-uitkering. Het Uwv heeft in 2019 vastgesteld dat appellant met ingang van 23 oktober 2019 geen recht meer had op een WIA-uitkering, omdat zijn arbeidsongeschiktheid onder de 35% was vastgesteld. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv heeft dit ongegrond verklaard.
De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het medisch oordeel van het Uwv zorgvuldig was. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij meer beperkt is dan het Uwv heeft aangenomen, maar de Raad heeft geoordeeld dat appellant zijn standpunt niet voldoende heeft onderbouwd. De Raad heeft de conclusies van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid terecht op minder dan 35% heeft vastgesteld.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.