ECLI:NL:CRVB:2023:1876
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellant na zorgvuldige medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van appellant. Appellant, die zich ziek had gemeld met psychische en lichamelijke klachten, ontving aanvankelijk een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, maar werd later overgezet naar de Ziektewet. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen, wat leidde tot de beëindiging van zijn uitkering. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat er sprake was van een onzorgvuldig medisch onderzoek, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen lichamelijk onderzoek heeft verricht en onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn gezondheidsklachten, waaronder leververvetting en slaapstoornissen.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsartsen logisch voortvloeiden uit de rapporten. In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald, maar de Raad heeft geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep toereikend heeft gemotiveerd dat er geen aanleiding is voor aanvullende beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 9 oktober 2020. De Raad heeft vastgesteld dat de geselecteerde functies geschikt zijn voor appellant en dat de medische objectivering voor een urenbeperking ontbreekt.
De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en het verzoek om vergoeding van de kosten van het expertiserapport is afgewezen.