In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 28 februari 2013 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had de bijstand van appellante herzien over de periode van 1 september 2019 tot en met 31 augustus 2020 en een bedrag van € 2.873,22 teruggevorderd. Tevens werd er een boete van € 630,- opgelegd. De Raad oordeelde dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden door niet te melden dat zij over de bankrekening van haar ex-partner kon beschikken. Appellante had verklaard dat zij geld opnam van de rekening van haar ex-partner om zijn lasten te betalen, maar ook voor haar eigen boodschappen. De Raad bevestigde dat het college terecht de bijstand had herzien en teruggevorderd, en dat de opgelegde boete in overeenstemming was met de ernst van de overtreding. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad volgde dit oordeel in hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van het melden van relevante financiële informatie bij de bijstandsverlening.