Uitspraak
22.361 WIA, 22/2383 WIA
OVERWEGINGEN
14 december 2020 op het spreekuur onderzocht door een verzekeringsarts bezwaar en beroep. Deze arts heeft daarna informatie opgevraagd bij de behandelend plastisch chirurg. Na ontvangst van de informatie van de plastisch chirurg heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 1 februari 2021 gemotiveerd dat er geen medische reden is af te wijken van de conclusies van de verzekeringsarts. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 2 februari 2020 geconcludeerd dat appellant geschikt is voor de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies. Het Uwv heeft vervolgens bij besluit van 8 februari 2020 (bestreden besluit 1) het bezwaar van appellant tegen het besluit van 17 juli 2020 ongegrond verklaard.
WIA-uitkering per 15 juli 2020 gehandhaafd, onder wijziging van de motivering. Vastgesteld is dat de eerder geselecteerde functie medewerker handsolderen (met nummer 844.0011.001) uit de functie monteur printplaten (SBC-code 267051) niet langer voorkomt in het CBBS en dus niet langer aan de schatting ten grondslag kan liggen. Uit het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 19 januari 2022 blijkt dat een alternatief uit dezelfde SBC-code, te weten de functie montagemedewerker (met functienummer 3697.0026.066), wel geselecteerd kan worden. Op basis daarvan en de overige onverminderd geschikt zijnde functies is berekend dat appellant op de datum in geding 44,33% arbeidsongeschikt is. Het Uwv heeft op 30 mei 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar (bestreden besluit 2) genomen en daarbij de arbeidsongeschiktheid van appellant per 15 juli 2020 vastgesteld op het voornoemde percentage. De hoogte van de WIA-uitkering van appellant wijzigt niet.
GZ-psycholoog en plastisch chirurg van augustus 2022. Dit onderzoek en deze stukken zien niet op de toestand van appellant op de datum in geding van 15 juli 2020. Daarnaast blijkt uit zijn overwegingen onvoldoende hoe Van Arkel tot de door hem gestelde beperkingen en getrokken conclusies is gekomen.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 8 februari 2020 gegrond en vernietigt dit besluit;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 30 mei 2022 ongegrond;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 4.125,52;
- bepaalt dat het Uwv het door appellant in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van totaal € 185,- vergoedt.