ECLI:NL:CRVB:2023:177

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
2/3112 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Termijnoverschrijding bij indienen hoger beroep tegen uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 2 augustus 2022. De Centrale Raad van Beroep heeft op 26 januari 2023 geoordeeld over de ontvankelijkheid van het hoger beroep. Volgens de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken, welke termijn ingaat op de dag na de bekendmaking van de uitspraak. De uitspraak van de rechtbank is op 3 augustus 2022 aan partijen bekendgemaakt, waardoor de termijn voor het indienen van het beroepschrift op 14 september 2022 afliep.

Het beroepschrift van appellant is op 29 september 2022 ontvangen, maar de poststempel op de envelop was niet leesbaar, waardoor niet vastgesteld kon worden wanneer het beroepschrift ter post was bezorgd. Appellant heeft verklaard dat hij de brief op 9 september 2022 heeft geschreven en deze in de brievenbus heeft gedaan, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat deze verklaring onvoldoende is om aan te nemen dat appellant niet in verzuim is geweest. De Raad concludeert dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend en verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, met J.M. Labage als griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 januari 2023. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken schriftelijk verzet worden gedaan.

Uitspraak

Datum uitspraak: 26 januari 2023
22/3112 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 2 augustus 2022, 21/4233 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 3 augustus 2022 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 29 september 2022 ontvangen. De poststempel op de enveloppe is niet leesbaar waardoor het niet duidelijk is op welke dag het beroepschrift ter post is bezorgd. De laatste dag waarop tijdig hoger beroep kon worden ingesteld is 14 september 2022.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 3 oktober 2022 is aan appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellant heeft daarop bij brief van 17 oktober 2022 geantwoord dat hij geen idee heeft waarom zijn brief zo laat bij de Raad is ontvangen. Appellant stelt dat hij de brief op
9 september 2022 heeft geschreven en in de brievenbus op [de locatie] in [woonplaats] heeft gedaan.
Wat appellant heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van J.M. Labage als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2023.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) J.M. Labage
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.