ECLI:NL:CRVB:2023:1765

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
22/1876 CRTV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in hoger beroep na tegemoetkoming door bestuursorgaan

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 september 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Huisartsenpraktijk tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een proceskostenveroordeling na een gewijzigde beslissing op bezwaar van het Uwv, die op 20 januari 2023 is genomen. De appellante, vertegenwoordigd door mr. E.W. van Bavel, heeft het hoger beroep op 2 maart 2023 ingetrokken, omdat het Uwv volledig tegemoet is gekomen aan haar bezwaren.

De Raad heeft vastgesteld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan op verzoek van de indiener van het beroepschrift kan worden veroordeeld in de kosten, wanneer het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener is tegemoetgekomen. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in dit geval in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld, omdat zij redelijkerwijs kosten heeft moeten maken voor de aan haar verleende rechtsbijstand.

De proceskosten zijn begroot op € 2.511,-, bestaande uit € 1.674,- voor de kosten in beroep en € 837,- voor de kosten in hoger beroep. Daarnaast is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 185,- dat in beroep en hoger beroep is betaald. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechter en de griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 20 september 2023
22/1876 CRTV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
19 mei 2022, 21/2353 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
Huisartsenpraktijk [appellante] , gevestigd te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. E.W. van Bavel hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 20 januari 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Op 2 maart 2023 heeft mr. Van Bavel namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante, bestaande uit kosten voor de aan appellante verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 20 januari 2023 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken voor de aan haar verleende rechtsbijstand. Deze proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 1.674,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 837,- in hoger beroep
(1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift). In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 2.511,-.
Ook zal de Raad bepalen dat het Uwv het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van € 185,- vergoedt

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.511,-.
- Bepaalt dat het Uwv het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 185,- aan appellante vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 september 2023.
(getekend) S.B. Smit-Colenbrander
(getekend) H. Alajai

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.511,-.
- Bepaald dat het Uwv het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 185,- aan appellante vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door S.B. Smit-Colenbrander, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 september 2023.