ECLI:NL:CRVB:2023:1752

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
22/882 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag export Wajong-uitkering naar het buitenland en de toepassing van de hardheidsclausule

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 september 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag om zijn Wajong-uitkering naar Turkije te mogen exporteren. Appellant, die sinds 19 december 2011 een Wajong-uitkering ontvangt, heeft in 2020 verzocht om zijn uitkering naar Turkije te exporteren, omdat hij daar psychische rust en de nabijheid van zijn familie zoekt. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er geen zwaarwegende redenen zijn om met behoud van de uitkering uit Nederland te vertrekken. De rechtbank Overijssel heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.

De Raad heeft de argumenten van appellant in hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. De Raad oordeelt dat de redenen die appellant heeft aangevoerd voor zijn verhuizing naar Turkije, zoals de wens om bij zijn familie te zijn en de hoop op betere werkgelegenheid, niet voldoende zijn om de hardheidsclausule toe te passen. De Raad benadrukt dat de verhuizing in overwegende mate gebaseerd is op de eigen keuze van appellant en dat er geen objectieve en dwingende noodzaak is aangetoond. De Raad bevestigt daarmee de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.

Uitspraak

22/882 WAJONG
Datum uitspraak: 14 september 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
21 februari 2022, 20/2479 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 2 juli 2020 heeft het Uwv de aanvraag van appellant voor het exporteren van zijn uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) naar het buitenland afgewezen. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv is met een besluit van 19 oktober 2020 (bestreden besluit) bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Appellant heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellant heeft mr. R. Kaya, advocaat, hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 3 augustus 2023. Voor appellant is mr. Kaya verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door M.K. Affia.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv het verzoek van appellant om zijn Wajong-uitkering naar Turkije te mogen exporteren, terecht heeft afgewezen.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant ontvangt met ingang van 19 december 2011 een Wajong-uitkering.
1.2.
Met een door het Uwv op 30 juni 2020 ontvangen brief heeft appellant het Uwv verzocht om zijn Wajong-uitkering naar Turkije te mogen exporteren. Daarbij is vermeld dat appellant op zijn veertiende vanuit Turkije naar Nederland is gekomen om bij zijn in Nederland wonende vader en diens nieuwe gezin, te gaan wonen. Door het gemis van zowel Turkije als zijn moeder is dit niet altijd makkelijk geweest. Het is vervolgens niet goed met hem gegaan en zijn bij hem de diagnoses ‘andere gespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis’ en ‘stoornis in cannabisgebruik: matig ernstig’ gesteld. Appellant is uithuisgeplaatst, psychotisch geworden, gedetineerd geweest en heeft in verschillende klinieken gezeten. Zijn hele familie is inmiddels weer verhuisd naar Turkije en appellant heeft het daar moeilijk mee. Hij mist zijn familie erg. Appellant heeft toegelicht dat het hem niet lukt te werken en dat zijn familie graag ziet dat hij naar Turkije verhuist. Zijn familie heeft echter onvoldoende geld om hem te onderhouden.
1.3.
Bij besluit van 2 juli 2020 heeft het Uwv besloten dat appellant niet met behoud van zijn Wajong-uitkering buiten Nederland kan gaan wonen, omdat geen sprake is van zwaarwegende redenen om uit Nederland te vertrekken.
1.4.
In de bezwaarfase heeft appellant naar voren gebracht dat de door hem in Nederland gevolgde therapie niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, omdat hij in Nederland onvoldoende rust ervaart. In Turkije zal hij deze rust wel ervaren en kan hij een beroep doen op zijn familie. Ook acht appellant de kans op het verkrijgen van een betaalde baan in Nederland kleiner dan in Turkije. Appellant heeft vrijwel geen opleidingen genoten en in Turkije wordt, anders dan in Nederland, minder waarde gehecht aan een diploma, maar meer gekeken naar de persoon zelf. Appellant is ervan overtuigd dat hij in Turkije sneller een betaalde baan zal vinden en deze baan kan behouden. Bij het bestreden besluit heeft het Uwv het door appellant tegen het besluit van 2 juli 2020 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Het Uwv heeft vastgesteld dat de verhuizing van appellant naar Turkije gebaseerd is op een keuze. Er is geen sprake van zodanig zwaarwegende redenen, die objectief en dwingend van aard zijn, dat afgeweken zou moet worden van het exportverbod van de Wajong-uitkering. Het Uwv heeft bij deze beoordeling getoetst aan artikel 2 van het Besluit Beleidsregels voortzetting Wajong uitkering buiten Nederland (Beleidsregels).
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat tussen partijen in geschil is of het Uwv in redelijkheid heeft kunnen weigeren om de hardheidsclausule uit artikel 2:13, derde lid, van de Wajong toe te passen. Tussen partijen is niet in geschil dat in het geval van appellant geen sprake is van een situatie zoals genoemd in artikel 2, aanhef en onder a tot en met c, van de Beleidsregels. De door appellant genoemde redenen om naar Turkije te willen verhuizen kunnen geen grondslag bieden voor toepassing van de hardheidsclausule. De rechtbank heeft het alleszins begrijpelijk geacht dat appellant naar Turkije wil verhuizen om weer bij zijn familie te zijn en omdat hij daar voor zichzelf betere toekomstperspectieven ziet, zoals het vinden van een betaalde baan. Dit laat onverlet dat de verhuizing in overwegende mate gebaseerd is op de eigen keuze van appellant, zonder dat van een objectieve en dwingende noodzaak daartoe is gebleken. De weigering van het Uwv om de hardheidsclausule toe te passen, heeft de rechtbank niet onjuist of onredelijk geacht.
Het hoger beroep van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant stelt zich op het standpunt dat er redenen zijn om de hardheidsclausule toe te passen. Appellant heeft aangevoerd dat hij in Turkije, met behulp van het netwerk dat hij daar heeft, een veel grotere kans maakt om te integreren op de arbeidsmarkt dan in Nederland. Met de inkomsten uit arbeid zou appellant dan in zijn eigen levensonderhoud kunnen voorzien en niet meer afhankelijk zijn van een Wajong-uitkering. Appellant betwist niet dat hij strikt genomen niet voor een medische behandeling naar Turkije verhuist, maar benadrukt dat hij in Turkije psychische rust en veiligheid ervaart in de nabijheid van zijn familie. Dit draagt bij aan zijn algehele gezondheid. Indien de uitkering van appellant beëindigd wordt zodra hij naar Turkije verhuist, leidt dit volgens appellant tot een onbillijkheid van overwegende aard, omdat hij dan geen inkomsten heeft zolang hij nog geen betaalde arbeid heeft. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft appellant beschikkingen van de rechtbank Overijssel op 19 december 2022 en 17 februari 2023 ingediend. Bij de eerste beslissing is een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg afgegeven en bij de tweede beschikking is het bewind opgeheven. Ook heeft appellant een uitspraak van de Klachtencommissie Wvggz ingediend.
Het oordeel van de Raad
4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht de afwijzing van de aanvraag van appellant voor export van zijn Wajong-uitkering naar het buitenland in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
4.2.
Wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd is in essentie een herhaling van de gronden in beroep. De rechtbank heeft deze gronden gemotiveerd besproken en heeft overtuigend gemotiveerd waarom deze niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen en het oordeel van de rechtbank.
4.3.
De door appellant in hoger beroep ingediende stukken leiden niet tot een ander oordeel. Deze stukken dateren van ruim na de datum in geding en bovendien valt in deze stukken geen onderbouwing te lezen voor het standpunt van appellant dat er zwaarwegende redenen zijn om met behoud van uitkering in Turkije te gaan wonen.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag van appellant voor export van zijn Wajong-uitkering naar het buitenland in stand blijft.
6. Appellant krijgt daarom geen vergoeding voor zijn proceskosten. Hij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak
.
Deze uitspraak is gedaan door M.E. Fortuin, in tegenwoordigheid van E.P.J.M. Claerhoudt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 september 2023.
(getekend) M.E. Fortuin
(getekend) E.P.J.M. Claerhoudt
BIJLAGE
In artikel 2:11, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wajong is bepaald dat het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering eindigt met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin de jonggehandicapte buiten Nederland is gaan wonen. Het Uwv kan dit zogeheten exportverbod op grond van artikel 2:13, derde lid, van de Wajong (de zogeheten hardheidsclausule) buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang van het eindigen van het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering indien de jonggehandicapte buiten Nederland gaat wonen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
In artikel 2 van het Besluit Beleidsregels is bepaald dat van een onbillijkheid van overwegende aard sprake is indien de jonggehandicapte zwaarwegende redenen heeft om buiten Nederland te gaan wonen en naar verwachting als gevolg van het beëindigen van het recht op arbeidsondersteuning of arbeidsongeschiktheidsuitkering aanmerkelijk nadeel zal ondervinden. Als zwaarwegende redenen worden in ieder geval aangemerkt:
a. het ondergaan van een medische behandeling van enige duur;
b. het aanvaarden van arbeid met enig reïntegratieperspectief;
c. het volgen van de woonplaats van degene(n) van wie de jonggehandicapte voor zijn verzorging afhankelijk is en die genoodzaakt is om buiten Nederland te gaan wonen.
In de toelichting op het Besluit Beleidsregels is ten aanzien van het bepaalde in artikel 2, aanhef en onder c, aangegeven dat de redenen waarom de verzorgende personen buiten Nederland gaan wonen objectief en dwingend van aard moeten zijn, en niet in overwegende mate gebaseerd kunnen zijn op een eigen keuze. Verder is vermeld dat de hardheidsclausule steeds aan de hand van de omstandigheden van het individuele geval moet worden toegepast en dat er ook in andere dan de drie hiervoor genoemde situaties grond kan zijn voor toepassing van de hardheidsclausule. Daarom moet in alle gevallen beoordeeld worden of sprake is van zwaarwegende redenen en of het beëindigen van de uitkering een aanmerkelijk nadeel betekent. Het Uwv beoordeelt de omstandigheden zoals die van toepassing zijn op het moment dat de cliënt buiten Nederland gaat wonen.