Uitspraak
20.3568 PW
OVERWEGINGEN
“€ 40,-, € 45,- Niet boven de € 50,- Nooit.”
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds 26 september 2002 bijstand ontvangt. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft vastgesteld dat appellante in de periode van 1 januari 2012 tot en met 23 april 2017 op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht door in de weekenden eten te verkopen. Dit leidde tot een herziening van de bijstand en een terugvordering van € 22.195,61. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is voor de conclusie dat zij deze werkzaamheden heeft verricht en dat de hoogte van de terugvordering niet evenredig is.
De Raad heeft vastgesteld dat het college op basis van onderzoeksbevindingen, waaronder buurtonderzoek en waarnemingen, terecht heeft geconcludeerd dat appellante op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht. De Raad benadrukt dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan, in beginsel op het bijstandverlenend orgaan rust. Appellante heeft echter geen deugdelijke administratie van haar werkzaamheden overgelegd, waardoor het college genoodzaakt was om de bijstand schattenderwijs vast te stellen. De Raad oordeelt dat het college appellante niet te kort heeft gedaan en bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank.