ECLI:NL:CRVB:2023:1732

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
22/2384 PW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep inzake griffierecht en proceskosten

Op 12 september 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 22/2384 PW-V. Deze uitspraak betreft een verzet tegen de niet-ontvankelijkverklaring van een hoger beroep, dat eerder op 12 juli 2023 was gedaan. De Raad had destijds geoordeeld dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. Echter, na onderzoek is gebleken dat het griffierecht op 22 november 2022 tijdig was voldaan, maar op 24 november 2022 abusievelijk was teruggestort. Hierdoor werd het verzet gegrond verklaard en verviel de eerdere uitspraak van 12 juli 2023. Het onderzoek in de zaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Tevens is het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam veroordeeld in de proceskosten van het verzet van appellante tot een bedrag van € 418,50 voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van M.S. Autar als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 12 september 2023
22/2384 PW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 juni 2022, 21/2608 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 12 juli 2023 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Namens appellante heeft mr. T. Erdal verzet gedaan.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 12 juli 2023 berust op de overwegingen dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
In verzet heeft de gemachtigde van appellante aangevoerd dat op 22 november 2022 een aangetekende brief is ontvangen met een herinnering voor de betaling van het griffierecht. Vervolgens is het griffierecht nog op dezelfde dag betaald.
Uit onderzoek van de Raad is gebleken dat het verschuldigde griffierecht inderdaad binnen de gestelde termijn is voldaan. Op 24 november 2022 is het griffierecht abusievelijk teruggestort.
Dit betekent dat het verzet gegrond wordt verklaard. De uitspraak van de Raad van 12 juli 2023 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
De Raad ziet aanleiding het college te veroordelen in de proceskosten van het verzet van appellante tot een bedrag van € 418,50 voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
- verklaart het verzet gegrond;
- veroordeelt het college in de kosten van het verzet van appellante tot een bedrag van
€ 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend, in tegenwoordigheid van M.S. Autar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 september 2023.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) M.S. Autar