ECLI:NL:CRVB:2023:1725

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
21/3256 ZW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de ZW-uitkering en geschiktheid van geselecteerde functies

Op 31 augustus 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 juli 2021, waarin het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv om zijn ZW-uitkering te beëindigen, ongegrond werd verklaard. Het Uwv had op 11 februari 2020 besloten de ZW-uitkering van appellant per 22 maart 2020 te beëindigen, omdat hij in staat zou zijn meer dan 65% van zijn eerdere loon te verdienen. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de geselecteerde functies medisch niet geschikt voor hem zijn, maar de Raad oordeelt dat deze argumenten niet voldoende zijn om het eerdere oordeel te weerleggen.

De Raad heeft vastgesteld dat appellant geen nieuwe medische informatie heeft ingediend en dat zijn argumenten over bewijsnood niet opgaan, aangezien de informatie die hij heeft verstrekt door de rechter kan worden getoetst. De Raad sluit zich aan bij de overwegingen van de rechtbank en bevestigt de aangevallen uitspraak. Dit betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering per 22 maart 2020 in stand blijft en dat er geen grond is voor het toekennen van schadevergoeding of terugbetaling van griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en is gebaseerd op de overwegingen die in het proces-verbaal zijn vastgelegd.

Uitspraak

21.3256 ZW-PV

Datum uitspraak: 31 augustus 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 juli 2021, 20/5823 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Zitting heeft: S.B. Smit-Colenbrander
Griffier: L. Winters
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 31 augustus 2023. Voor appellant is mr. Vetter verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Anandbahadoer verschenen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Het Uwv heeft bij besluit van 11 februari 2020 de ZW-uitkering van appellant met ingang van 22 maart 2020 beëindigd, omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij beslissing op bezwaar van 1 oktober 2020 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De Raad sluit zich aan bij wat de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft overwogen.
De grond dat appellant in bewijsnood verkeert, omdat hij financieel niet in staat is om een contraexpertise te laten verrichten, en de Raad daarom een deskundige zou moeten benoemen, slaagt niet. In een situatie als deze, waarin de verkregen informatie van appellant is meegenomen, zodat deze door de rechter kan worden getoetst, is het vanuit het oogpunt van equality of arms niet nodig om een deskundige te benoemen. De vraag of appellant financieel in staat is om een rapport door een verzekeringsarts te laten opstellen, kan daarom buiten beschouwing blijven. Ook in hoger beroep heeft appellant niet onderbouwd waarom zijn beperkingen zijn onderschat. Evenmin is nieuwe medische informatie ingebracht. Er is dan ook geen twijfel over de juistheid van het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en geen aanleiding om alsnog een deskundige te benoemen.
Wat appellant heeft aangevoerd geeft geen aanleiding voor het oordeel dat de geselecteerde functies in medisch opzicht voor hem niet geschikt zijn.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering per 22 maart 2020 in stand blijft. Dit betekent dat er geen grond is voor toekenning van de gevraagde schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente.
Appellant krijgt daarom geen vergoeding voor zijn proceskosten. Hij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.
Waarvan proces-verbaal.
Utrecht, 31 augustus 2023
De griffier. Het lid van de enkelvoudige kamer.
De griffier is verhinderd te ondertekenen. (getekend) S.B. Smit-Colenbrander