Uitspraak
21.2827 ZW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
S.C. Scholten als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2023.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de ziekengelduitkering van appellant. Appellant, die als schoonmaker werkte, had zich op 22 april 2018 ziekgemeld met klachten aan zijn linkervoet. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had appellant met ingang van 1 november 2018 in aanmerking gebracht voor ziekengeld. Na een beoordeling door een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige concludeerde het Uwv dat appellant in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen, en beëindigde de uitkering per 10 januari 2020. Appellant ging hiertegen in beroep, maar de rechtbank Overijssel verklaarde het beroep ongegrond, wat appellant vervolgens in hoger beroep aanvoerde.
In hoger beroep voerde appellant aan dat het Uwv zijn beperkingen had onderschat en dat er meer beperkingen opgenomen hadden moeten worden in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende had gemotiveerd dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies passend waren voor appellant. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om aan de conclusies van de artsen te twijfelen. De Raad concludeerde dat appellant niet meer dan 35% arbeidsongeschikt was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.
De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank dat het Uwv terecht had besloten de ziekengelduitkering van appellant te beëindigen.