ECLI:NL:CRVB:2023:1679
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen en medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 augustus 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van haar Wajong-uitkering door het Uwv. Appellante, geboren in 2001, had op 5 oktober 2020 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, waarbij zij aangaf een licht verstandelijke beperking te hebben. Het Uwv concludeerde na medisch en arbeidsdeskundig onderzoek dat appellante weliswaar op dat moment geen arbeidsvermogen had, maar dat deze situatie niet duurzaam was. Na bezwaar en een ongegrond verklaard beroep bij de rechtbank Gelderland, heeft appellante hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv zorgvuldig heeft gehandeld en dat de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep goed onderbouwd zijn. Appellante heeft in hoger beroep herhaald dat zij niet over basale werknemersvaardigheden beschikt, maar de Raad oordeelt dat het Uwv terecht heeft geconcludeerd dat appellante op de datum van de aanvraag over arbeidsvermogen beschikte. De Raad bevestigt dat de rechtbank de weigering van de Wajong-uitkering terecht in stand heeft gelaten, en dat appellante geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of terugbetaling van griffierecht.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de noodzaak voor appellante om haar stellingen met voldoende medische gegevens te onderbouwen. De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd, wat betekent dat de weigering van de Wajong-uitkering in stand blijft.