ECLI:NL:CRVB:2023:1674

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
30 augustus 2023
Zaaknummer
20/1402 TW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling en intrekking hoger beroep na tegemoetkoming door Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 augustus 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het hoger beroep was ingesteld door mr. B.B.A. Willering, advocaat van appellante, na een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland op 27 februari 2020. Tijdens de zitting op 20 april 2022 is appellante verschenen, bijgestaan door haar advocaat, terwijl het Uwv werd vertegenwoordigd door mr. F.A. Steenman. Na de zitting heeft het Uwv op 12 december 2022 volledig tegemoetgekomen aan de bezwaren van appellante, waarna mr. Willering op 6 januari 2023 het hoger beroep heeft ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besproken, met name artikel 8:75a en artikel 8:108, die betrekking hebben op de proceskostenveroordeling bij intrekking van het beroep. De Raad heeft geoordeeld dat het Uwv in de proceskosten van appellante moet worden veroordeeld, aangezien het bestuursorgaan volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 4.542,-, bestaande uit kosten voor bezwaar, beroep en hoger beroep.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en de Raad heeft de beslissing genomen om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante, die zich voor vergoeding van de griffierechten rechtstreeks tot het Uwv kan wenden.

Uitspraak

Datum uitspraak: 30 augustus 2023
20/1402 TW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
27 februari 2020, 19/3206 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. B.B.A. Willering, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting in de zaak heeft plaatsgevonden op 20 april 2022.
Appellante is verschenen en bijgestaan door mr. B.B.A. Willering.
Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A. Steenman.
Het onderzoek ter zitting is vervolgens geschorst.
Bij brief van 12 december 2022 is het Uwv geheel aan de bezwaren van appellante tegemoetgekomen.
Op 6 januari 2023 heeft mr. Willering namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt.
Onder toepassing van artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een nader onderzoek ter zitting achterwege gebleven. Vervolgens is het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb gesloten.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb is bepaald dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de brief van
12 december 2022 volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op in bezwaar € 1.194,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting) en € 1.674,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 1.674,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 1 punt voor verschijnen ter zitting) voor verleende rechtsbijstand. In totaal bedraagt de proceskostenvergoeding € 4.542,-
Voor vergoeding van de betaalde griffierechten kan appellante zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 4.542,-.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van H. Alajai als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2023.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) H. Alajai