ECLI:NL:CRVB:2023:1654

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 augustus 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
23/405 MPW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over afwijzing vergoeding elektrische fiets voor beroepsmilitair na dienstongeval

In deze zaak gaat het om de vraag of appellant, een beroepsmilitair die na een duikongeval een medische indicatie heeft voor het gebruik van een elektrische fiets, recht heeft op een volledige vergoeding voor de aanschaf van deze fiets. Appellant was werkzaam bij het Commando Zeestrijdkrachten en heeft in mei 2021 een verzoek ingediend voor vergoeding van de kosten van een elektrische fiets. De staatssecretaris heeft echter slechts een maximale vergoeding voor de meerkosten van de elektrische fiets toegekend, omdat hij van mening was dat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor een volledige vergoeding volgens de Voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers.

De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellant tegen het besluit van de staatssecretaris ongegrond verklaard. Appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn advocaat. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 14 juli 2023 behandeld. De Raad oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat appellant geen recht heeft op een volledige vergoeding, omdat de medische indicatie alleen betrekking heeft op het gebruik van een elektrische fiets en niet op een scootmobiel. De Raad bevestigt dat de voorwaarden in de Voorzieningenregeling niet in strijd zijn met de wettekst en dat de staatssecretaris de aanvraag op goede gronden heeft afgewezen.

De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Appellant krijgt geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

23/405 MPW
Datum uitspraak: 25 augustus 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 december 2022, SGR 22/2772 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Staatssecretaris van Defensie (staatssecretaris)
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 9 juni 2021 heeft de staatssecretaris appellant in aanmerking gebracht voor een vergoeding van de meerkosten voor de aanschaf van een elektrische fiets. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de staatssecretaris is met een besluit van 22 maart 2022 (bestreden besluit) gebleven bij het oordeel dat appellant niet in aanmerking komt voor een volledige vergoeding van een elektrische fiets.
Appellant heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellant heeft mr. F. Bree hoger beroep ingesteld. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op 14 juli 2023. Namens appellant is verschenen mr. T.A. van Helvoort, advocaat. De staatsecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.J.A. Aerts.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

Deze zaak gaat om de vraag of appellant aanspraak kan maken op een (volledige) vergoeding van een elektrische fiets.

Inleiding

1.1.
Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.2.
Appellant was als beroepsmilitair ingedeeld bij het Commando Zeestrijdkrachten, laatstelijk in de functie van duiker. Op 9 april 2019 heeft hij tijdens een oefening een duikongeval gehad. Dit ongeval is aangemerkt als een dienstongeval.
1.3.
Appellant heeft in mei 2021verzocht om vergoeding van de kosten van de aanschaf van een elektrische fiets. De staatssecretaris heeft volstaan met het aan appellant toekennen van de maximale vergoeding van de meerkosten die aan het aanschaffen van een elektrische fiets zijn verbonden, op de grond dat vanwege de dienstverbandaandoening een medische indicatie aanwezig is voor het gebruik van een aangepaste fiets. Tegen dit besluit heeft appellant bezwaar gemaakt.
1.4.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. De staatsecretaris ziet geen aanleiding voor een (volledige) vergoeding van een elektrische fiets. Onder verwijzing naar de Voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers (Voorzieningenregeling) stelt de staatssecretaris dat appellant niet voldoet aan de voorwaarden voor toekennen van een volledige vergoeding voor een elektrische fiets, zoals die zijn uitgewerkt in de toelichting.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Het standpunt van de staatssecretaris dat de in de toelichting van het wetsartikel (Voorzieningenregeling) gestelde voorwaarden voor het vergoeden van de kosten van een elektrische fiets niet in strijd zijn met de wettekst wordt door de rechtbank onderschreven. Appellant heeft alleen een medische indicatie voor een elektrische fiets en niet voor een scootmobiel, aldus de rechtbank.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd, wordt hierna besproken.
Het oordeel van de Raad
4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit om de aanvraag van een volledige vergoeding voor een elektrische fiets af te wijzen in stand heeft gelaten. Hij doet dit aan de hand van de argumenten die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.2.
De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.3.
In artikel 2 van de Voorzieningenregeling is onder andere geregeld waaruit het voorzieningenpakket kan bestaan. Zo schrijft dat artikel voor dat leefvoorzieningen in de zin van de Voorzieningenregeling betrekking kunnen hebben op verplaatsing per fiets. In artikel 3 is voorgeschreven onder welke voorwaarden een leefvoorziening kan worden verleend.
4.4.
In artikel 9a, tweede lid, van de Voorzieningenregeling, zoals dat sinds 1 juni 2015 is komen te luiden, is opgenomen dat onder leefvoorzieningen die betrekking hebben op het verplaatsen per fiets wordt verstaan een financiële tegemoetkoming in de meerkosten van een aan de invaliditeit aangepaste, van een standaard afwijkende fiets of een financiële tegemoetkoming in de aanschafkosten van een elektrische fiets. Uit de daarbij behorende Nota van Toelichting volgt dat een elektrische fiets als een algemeen gebruikelijke aanschaf wordt beschouwd en is het toekennen een (volledige) vergoeding van de aanschafkosten van een elektrische fiets alleen voorbehouden aan personen met een medische indicatie voor een scootmobiel. Zij kunnen dan kiezen tussen een scootmobiel of een elektrische fiets, tenzij voor het laatste een contra-indicatie bestaat.
4.5.
Gelet op wat de vertegenwoordiger van de staatssecretaris hierover heeft verklaard begrijpt de Raad de in artikel 9a, tweede lid, van de Voorzieningenregeling opgenomen bepaling zo dat de daarin bedoelde tegemoetkoming uitsluitend ziet op het aanpassen van een standaard fiets naar een elektrische fiets. Appellant heeft de daarvoor geldende maximale vergoeding toegekend gekregen.
4.6.
Appellant kan door zijn invaliditeit geen gebruik maken van een standaardfiets. De verstrekte medische indicatie voor een elektrische fiets heeft in het geval van appellant geen ander doel gediend dan hem in aanmerking te brengen voor een tegemoetkoming in het aanpassen van de standaard fiets. Zonder een medische indicatie kan de tegemoetkoming niet worden verstrekt. Omdat een elektrische fiets als algemeen gebruikelijk is aangemerkt kan een vergoeding voor het aanschaffen uitsluitend worden toegekend als een betrokkene vanwege zijn invaliditeit is aangewezen op het verplaatsen per scootmobiel. Appellant is niet aangewezen op een scootmobiel. In lijn met artikel 9a van de Voorzieningenregeling is de gevraagde vergoeding op goede gronden geweigerd. Het betoog dat de wettekst van artikel 9a van de Voorzieningenregeling in tegenspraak is met de Memorie van Toelichting wordt dan ook niet gevolgd. Anders dan de wettekst vermeldt de Toelichting onder welke voorwaarden een vergoeding kan worden verleend en is daarmee niet in tegenspraak met de wettekst waarin is opgenomen welke voorzieningen kunnen worden verstrekt.
Conclusie en gevolgen
5. Het hoger beroep van appellant slaagt niet. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
6. Appellant krijgt daarom geen vergoeding voor zijn proceskosten. Hij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak
.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput, in tegenwoordigheid van E.P.J.M. Claerhoudt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2023.
(getekend) J.J.T. van den Corput
(getekend) E.P.J.M. Claerhoudt

Voorzieningenregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers

Artikel 2 (voor zover van belang)

Voorzieningen worden verleend in de vorm van:
a. leefvoorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 3;
deze voorzieningen kunnen betrekking hebben op:
2.verplaatsing binnenshuis en buitenshuis per rolstoel;
7.verplaatsing per fiets;

Artikel 3

Een voorziening als bedoeld in artikel 2 wordt slechts verleend indien:
a. de verstrekking daarvan in verband met de aanwezige invaliditeit om medische dan wel sociaal-medische redenen aangewezen is;
b. deze in overwegende mate op het individu gericht is;
c. deze voor langere tijd noodzakelijk is;
d. deze voor de betrokkene niet algemeen gebruikelijk is;
e. deze door betrokkene vooraf is aangevraagd. Ambtshalve toekenning kan plaatsvinden indien tijdens een medisch onderzoek in verband met de invaliditeit van betrokkene de medische noodzaak komt vast te staan;
f. deze de meest goedkope adequate is. De verstrekking kan hierdoor afwijken van de aangevraagde voorziening.

Artikel 9a (voor zover van belang)

2. Onder leefvoorzieningen die betrekking hebben op het verplaatsen per fiets wordt verstaan:
a. een financiële tegemoetkoming in de meerkosten van een aan de invaliditeit aangepaste, van een standaardfiets afwijkende fiets;
b. een financiële tegemoetkoming in de aanschafkosten van een elektrische fiets, inclusief accu;