ECLI:NL:CRVB:2023:1652

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 augustus 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
22/3079 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van waarnemingstoelage aan politieambtenaar na hoger beroep

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 augustus 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een politieambtenaar, appellant, tegen de afwijzing van zijn verzoek om een waarnemingstoelage. De korpschef van politie had op 14 september 2021 het verzoek van appellant om toekenning van een waarnemingstoelage afgewezen, wat na bezwaar door de korpschef werd gehandhaafd. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van appellant ongegrond, maar appellant ging in hoger beroep. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 14 juli 2023, waar appellant werd bijgestaan door zijn advocaat en een collega. De korpschef werd vertegenwoordigd door twee advocaten.

De Raad heeft vastgesteld dat appellant sinds 1 april 2019 tot 15 maart 2021 werkzaamheden heeft verricht die overeenkomen met een hoger gewaardeerde functie, namelijk die van FILO CTER, en dat deze werkzaamheden in opdracht van het bevoegd gezag zijn uitgevoerd. De Raad oordeelde dat de korpschef de toekenning van de waarnemingstoelage niet had mogen weigeren. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door de waarnemingstoelage toe te kennen aan appellant. Tevens is de korpschef veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van appellant, die in totaal € 4.542,- bedragen, en het griffierecht van € 458,-.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toekenning van waarnemingstoelagen aan ambtenaren die tijdelijk hogere functies vervullen, en bevestigt dat de korpschef in dit geval niet in redelijkheid kon weigeren om de waarnemingstoelage toe te kennen.

Uitspraak

22/3079 AW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 12 augustus 2022, 22/1157 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)
Datum uitspraak: 25 augustus 2023

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 14 september 2021 heeft de korpschef het verzoek van appellant om toekenning van een waarnemingstoelage afgewezen. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar de korpschef is met een besluit van 7 januari 2022 (bestreden besluit) bij de afwijzing van het verzoek gebleven.
Appellant heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellant heeft mr. K. Kromhout, hoger beroep ingesteld. De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 14 juli 2023. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Kromhout en E.A. Mos . De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.H.G.M. van den Boomen - Meeuwissen en M. Poorthoven.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant is in dienst bij de Politie. De op 1 januari 2012 vastgestelde functie van appellant betreft de functie van [naam functie 1] in schaal 9. Bij de invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) is appellant met ingang van 1 juli 2016 geplaatst in de functie van Operationeel Specialist A in schaal 9 bij de Dienst [naam dienst] ([dienst]), [naam centrum] ([centrum]).
1.2.
Aan appellant is met ingang van 1 april 2019 tot en met 31 maart 2020 een functioneringstoelage toegekend vanwege zijn langdurig en uitstekend functioneren als FILO CTER [1] , zonder formele status.
1.3.
Op 11 januari 2021 is een vacature gepubliceerd voor een FILO CTER, waarop de LFNPfunctie van Operationeel Specialist B in schaal 10 van toepassing is. De vacature is vanwege het ontbreken van geschikte kandidaten niet ingevuld.
1.4.
Vanwege arbeidsongeschiktheid heeft appellant zijn functie sinds 19 maart 2021 niet meer uitgeoefend. Hij is sinds januari 2022 in het kader van re-integratie in een andere functie werkzaam.
1.5.
Appellant heeft op 11 mei 2021 verzocht om een waarnemingstoelage voor zijn werkzaamheden als FILO CTER sinds 2013. Appellant meent dat hij het samenstel van werkzaamheden van een FILO CTER, die gelet op de vacature zijn ondergebracht in de functie van Operationeel Specialist B in schaal 10, sinds 2013 heeft uitgevoerd in opdracht van het bevoegd gezag.
1.6.
Bij besluit van 14 september 2021 is het verzoek om toekenning van een waarnemingstoelage afgewezen. De afwijzing van het verzoek is, na bezwaar, bij besluit van 7 januari 2022 (bestreden besluit) gehandhaafd.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Met de korpschef is de rechtbank van oordeel dat appellant met de in beroep overgelegde stukken niet heeft aangetoond dat hij in opdracht van het bevoegd gezag sinds 2013 in de volle omvang belast is geweest met werkzaamheden die thans horen bij de functie van een FILO CTER.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit tot afwijzing van het verzoek van appellant om een waarnemingstoelage in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.2.
Ingevolge artikel 17, eerste lid, van het Besluit bezoldiging politie (Bbp) kan aan de ambtenaar die bij wijze van waarneming tijdelijk een functie uitoefent die hoger gewaardeerd wordt dan die van de ambtenaar zelf, voor de duur van die waarneming een toelage worden toegekend. Onder waarneming wordt verstaan het krachtens een daartoe strekkende aanwijzing van het bevoegd gezag tijdelijk verrichten van een samenstel van werkzaamheden dat een andere functie vormt dan die van de ambtenaar zelf.
4.3.
Appellant stelt zich op het standpunt dat hij vanaf 2013 in opdracht van het bevoegd gezag het samenstel van werkzaamheden heeft verricht van FILO CTER, die vervat zijn in de hoger ingeschaalde functie van Operationeel Specialist B, schaal 10. De korpschef heeft erkend dat appellant met toestemming van het bevoegd gezag in zijn functie van Operationeel Specialist A bepaalde werkzaamheden en taken heeft verricht die thans behoren bij de hoger ingeschaalde functie van FILO CTER, maar de korpschef betwist uitdrukkelijk dat appellant de werkzaamheden van een FILO CTER sinds 2013 in de volle omvang heeft verricht.
4.4.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting acht de Raad aannemelijk dat appellant in zijn functie van [naam functie 1] / Operationeel Specialist A aanvankelijk gestart is met een aantal werkzaamheden en taken van een FILO CTER en dat sprake is geweest van een glijdende schaal waarin deze werkzaamheden en taken meer vorm en inhoud hebben gekregen, wat uiteindelijk geleid heeft tot het in volle omvang verrichten van de werkzaamheden van een FILO CTER. Dat appellant reeds vanaf 2013 de werkzaamheden van een FILO CTER in volle omvang heeft verricht, zoals betoogd door appellant, is echter onvoldoende gebleken. Er zijn geen stukken beschikbaar met betrekking tot zijn werkzaamheden vanaf 2013, zoals functioneringsverslagen, behoudens een verslag uit 2019 dat niet is ondertekend. Wel heeft appellant een verklaring van zijn leidinggevende ingebracht. In zijn hoedanigheid als leidinggevende had deze zicht op het werk van appellant. Deze leidinggevende heeft verklaard dat hij vanaf medio 2017 tot en met 2019 teamleider is geweest van onder andere het team CTER, waarin appellant zijn werkzaamheden als FILO CTER en in opdracht van de teamleiding uitvoerde. Ter zitting heeft de leidinggevende uiteengezet hoe appellant zich heeft ontwikkeld tot FILO CTER en een toelichting gegeven op de verrichte werkzaamheden van appellant. Dat de leidinggevende van appellant, zoals door de korpschef aangevoerd, slechts een feitelijk leidinggevende was en geen teamchef, maakt het voorgaande niet anders en doet evenmin af aan de geloofwaardigheid van deze leidinggevende. Verder wordt in ogenschouw genomen dat in het door de teamchef genomen besluit tot toekenning van een functioneringstoeslag is vermeld dat appellant de functie van FILO CTER (zonder formele status) verricht. Hieruit kan worden afgeleid dat appellant de werkzaamheden van de toen nog niet geformaliseerde functie van FILO CTER in ieder geval vanaf 1 april 2019 in opdracht van het bevoegd gezag heeft verricht. Ter zitting heeft appellant verklaard dat hij op 15 maart 2021 met zijn werkzaamheden als FILO CTER is gestopt. Op basis van de ingebrachte stukken in samenhang bezien, acht de Raad aannemelijk dat appellant in ieder geval vanaf 1 april 2019 de werkzaamheden van een FILO CTER in de volle omvang en in opdracht van het bevoegd gezag heeft verricht. Aangenomen kan worden dat deze waarneming heeft geduurd tot 15 maart 2021, zijnde de datum dat appellant zijn functie niet meer heeft uitgeoefend.
4.5.
De Raad is, anders dan de rechtbank en de korpschef, dan ook van oordeel dat van 1 april 2019 tot 15 maart 2021 sprake is geweest van het in opdracht van het bevoegd gezag verrichten van een samenstel van werkzaamheden dat een andere hoger gewaardeerde functie vormde dan die van de formele functie van appellant. Dit samenstel van werkzaamheden betrof hier de werkzaamheden van FILO CTER, waarop de functie van Operationeel Specialist B, salarisschaal 10, van toepassing is. Dit betekent dat sprake was van waarneming in de zin van artikel 17 van het Bbp. De korpschef heeft de toekenning van de waarnemingstoelage over de periode van 1 april 2019 tot 15 maart 2021 dan ook in redelijkheid niet kunnen weigeren.

Conclusie en gevolgen

4.6.
Het hoger beroep slaagt dus. Dit betekent dat de rechtbank het bestreden besluit ten onrechte in stand heeft gelaten. De Raad zal de aangevallen uitspraak vernietigen, het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen.
4.7.
De Raad ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door het besluit tot afwijzing van de waarnemingstoelage te herroepen en te bepalen dat aan appellant over de periode van 1 april 2019 tot 15 maart 2021 alsnog een volledige waarnemingstoelage wordt toegekend ter grootte van het verschil tussen salarisschaal 9 en 10 wegens het volledig waarnemen van de functie van Operationeel Specialist B, conform artikel 17, derde lid, van het Bbp.
5. De Raad ziet aanleiding de korpschef te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep voor verleende rechtsbijstand redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.194,- in bezwaar, € 1.674,- in beroep en € 1.674,- in hoger beroep, in totaal € 4.542,-. Ook moet de korpschef aan appellant het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit van 7 januari 2022;
  • herroept het besluit van 14 september 2021;
  • bepaalt dat aan appellant voor de periode van 1 april 2019 tot 15 maart 2021 een waarnemingstoelage wordt toegekend ter grootte van het verschil tussen salarisschaal 9 en 10;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 7 januari 2022;
  • veroordeelt de korpschef in de kosten van appellant tot een bedrag van € 4.542,-;
  • bepaalt dat de korpschef aan appellant het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 458,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door J.J.T. van den Corput, in tegenwoordigheid van E.P.J.M. Claerhoudt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2023.
(getekend) J.J.T. van den Corput
(getekend) E.P.J.M. Claerhoudt

Voetnoten

1.Flexibel inzetbare liaison officer (FILO) met thema Contraterrorisme, Extremisme en Radicalisering (CTER).