ECLI:NL:CRVB:2023:1643

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
22/1041 VALYS
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag hoog persoonlijk kilometerbudget wegens medische geschiktheid voor treinreizen

Op 23 augustus 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellante tegen de FMMU Advies B.V. over de afwijzing van haar aanvraag voor een hoog persoonlijk kilometerbudget (hoog pkb). Appellante, geboren in 1943, heeft beperkingen in haar mobiliteit en beschikt over een Valys-pas met een laag persoonlijk kilometerbudget. Op 15 juli 2020 heeft zij een aanvraag ingediend bij de FMMU, die deze op 23 juli 2020 afwees, met als reden dat appellante medisch gezien in staat is om met begeleiding en hulpmiddelen met de trein te reizen. De rechtbank Noord-Holland heeft het beroep tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat appellante heeft doen besluiten om in hoger beroep te gaan.

In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat de arts van de FMMU geen goed beeld heeft gevormd van haar aandoeningen en beperkingen. Ze heeft aangegeven dat het afwisselend reizen met de trein en taxi moeilijk voor haar is en dat ze niet voor lange tijd in een rolstoel kan zitten. Desondanks heeft de Raad geoordeeld dat appellante in hoger beroep geen nieuwe gronden heeft aangevoerd die de rechtbank tot een ander oordeel hadden moeten brengen. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de FMMU de aanvraag op goede gronden heeft afgewezen. De arts heeft de medische gegevens van appellante zorgvuldig beoordeeld en geconcludeerd dat zij met begeleiding en hulpmiddelen kan reizen.

De Raad heeft ook opgemerkt dat de wens van appellante om haar pleegzoon te bezoeken met het hoog pkb geen bijzondere omstandigheid is die een afwijking van het beoordelingskader rechtvaardigt. De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

22.1041 VALYS

Datum uitspraak: 23 augustus 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 15 maart 2022, 20/5310 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
FMMU Advies B.V. ( FMMU )
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De FMMU heeft een verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1
Appellante, geboren in 1943, ervaart beperkingen in haar mobiliteit. Zij beschikt over een Valys-pas met een laag persoonlijk kilometerbudget. Op 15 juli 2020 heeft zij bij de FMMU een aanvraag ingediend om toekenning van een hoog persoonlijk kilometerbudget (hoog pkb).
1.2
Bij besluit van 23 juli 2020, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 19 augustus 2020 (bestreden besluit), heeft de FMMU de aanvraag van appellante afgewezen. De FMMU heeft hieraan ten grondslag gelegd dat appellante medisch gezien in staat is om met begeleiding en met een hulpmiddel met de trein te reizen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de FMMU op goede gronden heeft geconcludeerd dat appellante niet in aanmerking komt voor een hoog pkb. Appellante heeft ter zitting duidelijk gemaakt dat een treinreis voor haar om diverse praktische redenen zeer lastig is en dat zij meerdere keren moet overstappen om haar zoon te bezoeken. Hoe begrijpelijk dit standpunt mag zijn, deze praktische bezwaren maken niet dat appellante uit strikt medische optiek niet met de trein kan reizen. Appellante en haar zoon hebben niet met objectieve medische gegevens onderbouwd waarom het voor haar niet mogelijk is om, al dan niet met gebruikmaking van hulpmiddelen zoals een rolstoel en/of gratis meereizende begeleiding, met de trein te reizen. Appellante voldoet hierdoor niet aan de criteria die gelden voor een hoog pkb. Het betoog van appellante dat het door de FMMU verrichte medische onderzoek onzorgvuldig is geweest, slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet. De FMMU heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat afgezien kan worden van een lichamelijk onderzoek indien op basis van de aanwezige medische gegevens van appellante een duidelijk beeld kan worden gevormd over de beperkingen van het reizen per trein. De FMMU heeft het aanvraagformulier, de medische informatie van de huisarts en het verslag van de telefonische hoorzitting bij de beoordeling betrokken. De rechtbank heeft het door de FMMU verrichte medische onderzoek daarom voldoende zorgvuldig geacht.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd en – samengevat – aangevoerd dat de arts van de FMMU geen goed beeld heeft gevormd van haar aandoeningen en beperkingen. Het afwisselend reizen met de trein en taxi is moeilijk voor haar. Ook kan zij niet voor lange tijd in een rolstoel zitten. Appellante wil het hoog pkb gebruiken om haar gehandicapte pleegzoon te kunnen bezoeken.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Appellante heeft in hoger beroep geen nieuwe gronden naar voren gebracht of redenen vermeld waarom de rechtbank tot een ander oordeel had moeten komen. Wat appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, is in grote lijnen een herhaling van de in beroep aangevoerde gronden. De rechtbank heeft deze beroepsgronden gewogen en daarover in de aangevallen uitspraak een gemotiveerd oordeel gegeven. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank, en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen, dat de FMMU de aanvraag van appellante voor een hoog pkb op goede gronden heeft afgewezen. Daartoe oordeelt de Raad, net als de rechtbank, dat het door de FMMU verrichte medische onderzoek zorgvuldig is geweest. De arts heeft de door appellante genoemde aandoeningen geaccepteerd en bij de beoordeling van de beperkingen betrokken. Op inzichtelijke wijze heeft de arts uiteengezet dat appellante onder begeleiding en met een hulpmiddel gebruik kan maken van de trein. Appellante heeft in hoger beroep geen gegevens overgelegd waaruit het tegendeel kan worden opgemaakt. Hoewel invoelbaar is dat reizen met de trein voor appellante als belastend wordt ervaren, zijn er geen aanknopingspunten waaruit volgt dat appellante – zoals vereist op grond van het Indicatieprotocol Hoog Persoonlijk Kilometer Budget (Indicatieprotocol) – strikt medisch gezien niet in staat is om met begeleiding en met een hulpmiddel met de trein te reizen.
4.2.
De door appellante aangevoerde omstandigheid dat zij het hoog pkb wil gebruiken om haar pleegzoon te kunnen bezoeken, geeft evenmin aanleiding om aan te nemen dat appellante, in afwijking van het beoordelingskader van het Indicatieprotocol, in aanmerking komt voor een hoog pkb. In het beoordelingskader is uitdrukkelijk opgenomen dat de omstandigheid dat familie ver weg woont geen bijzondere omstandigheid is die een afwijking van het Indicatieprotocol rechtvaardigt.
4.3.
Uit wat onder 4.1 en 4.2 is overwogen, volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J. Brand, in tegenwoordigheid van M. Dafir als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2023.
(getekend) J. Brand
(getekend) M. Dafir