ECLI:NL:CRVB:2023:1638

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
19/4810 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake WIA-uitkering en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake haar WIA-uitkering. De Centrale Raad van Beroep heeft op 23 augustus 2023 uitspraak gedaan. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv op 19 januari 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar heeft genomen, waarbij volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen. Appellante heeft vervolgens haar hoger beroep ingetrokken, maar verzocht om een proceskostenveroordeling voor de kosten die zij heeft gemaakt in de WIA-procedure en de Ziektewet (ZW) procedure. De Raad heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om het Uwv te veroordelen in de kosten van de ZW-procedure, omdat het Uwv in die procedure niet aan appellante tegemoet is gekomen. Echter, in de WIA-procedure heeft de Raad wel aanleiding gezien om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante. De totale kosten die het Uwv aan appellante moet vergoeden, inclusief deskundigenkosten en griffierecht, bedragen € 7.516,25. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 23 augustus 2023
19/4810 WIA, 21/1600 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Overijssel van 10 oktober 2019, 19/410 en 24 maart 2021, 20/1210 (aangevallen uitspraken)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. K. Aslan hoger beroepen ingesteld.
Het Uwv heeft op 19 januari 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 22 maart 2023 heeft mr. Aslan namens appellante de hoger beroepen ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Met toestemming van partijen heeft de Raad bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1
Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
1.2.
Namens appellante zijn de hoger beroepen ingetrokken, omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 19 januari 2023 die ziet op de uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen. Tegelijkertijd heeft appellante de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de kosten die zij voor de behandeling van het bezwaar, beroep en hoger beroep heeft moeten maken in zowel de procedure over de Wet WIA als de procedure over de Ziektewet (ZW).
1.3.
De Raad ziet geen aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante heeft moeten maken in de procedure over de ZW. Het Uwv heeft bij beslissing op bezwaar van 19 januari 2023 aan appellante met ingang van 20 september 2018 een WIA-uitkering toegekend. Met de brief van 19 januari 2023 (met kenmerk 21/1600 ZW) heeft het Uwv aangegeven bij het standpunt te blijven dat appellante met ingang van 18 december 2019 geen recht heeft op ZW-uitkering. Aangezien het Uwv in de procedure over de ZW niet geheel of gedeeltelijk aan appellante tegemoet is gekomen, bestaat in die procedure geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
1.4.
In de procedure inzake de WIA bestaat wel aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten van appellante. Aangezien het Uwv in de beslissing op bezwaar van 19 januari 2023 reeds heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase, moet de Raad nog slechts oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
1.5.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 1.674,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 2.092,50 in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de schriftelijke zienswijze na het verslag deskundigenonderzoek). Verder komen de reiskosten van appellante van in totaal € 55,30 voor vergoeding in aanmerking.
1.6.1.
Ook komen voor vergoeding in aanmerking de kosten die appellante in beroep en hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken voor een deskundige. Voor de werkzaamheden van de in beroep door appellante ingeschakelde deskundige heeft zij verzocht om vergoeding van € 1.452,- (inclusief 21% omzetbelasting) voor zes uur aan werkzaamheden. Aangezien het in rekening gebrachte uurtarief van € 200,- het volgens artikel 8 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts) geldende tarief overstijgt, komen deze kosten niet geheel voor vergoeding in aanmerking. Gelet op het geldende uurtarief in 2019 van € 126,47 komt een bedrag van € 918,17 (inclusief 21% omzetbelasting) voor vergoeding in aanmerking.
1.6.2.
Voor de werkzaamheden van de in hoger beroep door appellante ingeschakelde deskundige heeft zij verzocht om vergoeding van in totaal € 4.047,45 (inclusief 21% omzetbelasting) voor vijftien uur aan werkzaamheden, € 70,- aan administratiekosten en
€ 350,- aan tolkkosten. Aangezien het in rekening gebrachte uurtarief het volgens artikel 8 van het Bts geldende tarief overstijgt, komen deze kosten niet geheel voor vergoeding in aanmerking. Ook de administratiekosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. Omdat de deskundige in 2020 is ingeschakeld, moet worden uitgegaan van het uurtarief dat in dat jaar gold. Gelet op het geldend uurtarief in 2020 van € 129,63 komt een bedrag van € 2.776,28 (vijftien uren en de tolkkosten, inclusief 21% omzetbelasting) voor vergoeding in aanmerking. In totaal dient daarom een bedrag van € 3.694,45 door het Uwv aan deskundigenkosten aan appellante te worden vergoed.
1.7.
In totaal moet het Uwv de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep vergoeden tot een bedrag van € 7.516,25.
1.8.
Ten slotte dient het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 7.516,25;
- bepaalt dat het Uwv het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 175,- aan appellante vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van L. Winters als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2023.
(getekend) E.J.J.M. Weyers
(getekend) L. Winters