ECLI:NL:CRVB:2023:1631

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
22/3851 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op grond van toegenomen klachten zonder toegenomen beperkingen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Limburg. De appellant had een WIA-uitkering aangevraagd, maar het Uwv weigerde deze op basis van de conclusie dat de toegenomen klachten van de appellant niet leidden tot toegenomen beperkingen door dezelfde ziekteoorzaak binnen vijf jaar na de eerdere beoordeling. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om aan de conclusies van de verzekeringsartsen te twijfelen. De appellant had in hoger beroep aangevoerd dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat er sprake was van een schending van het beginsel van equality of arms, maar de Raad oordeelde dat de appellant voldoende ruimte had gehad om zijn medische stukken in te dienen. De Raad concludeerde dat er geen toename van beperkingen was vastgesteld en dat de eerdere beslissing van het Uwv terecht was. De uitspraak bevestigde dat er geen aanleiding was voor het benoemen van een onafhankelijke deskundige, en dat de financiële situatie van de appellant geen rol speelde in deze beoordeling.

Uitspraak

22.3851 WIA

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 14 november 2022, 21/2745 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 23 augustus 2023
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.W.M. Beckx, advocaat, hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor een uitgebreide weergave van de feiten wordt verwezen naar de uitspraak van de Raad van 8 juli 2020 (ECLI:NL:CRVB:2020:1422). De Raad voegt daar het volgende aan toe.
1.2.
Op 7 januari 2020 heeft appellant zich opnieuw bij het Uwv gemeld met toegenomen gezondheidsklachten vanaf 22 juni 2018. Naar aanleiding van deze melding heeft een arts van het Uwv appellant op het spreekuur van 25 november 2020 gezien. In zijn rapport van 4 december 2020 heeft deze arts geconcludeerd dat de geclaimde toegenomen klachten niet leiden tot toegenomen beperkingen door dezelfde ziekteoorzaak, binnen vijf jaar na de eerdere arbeidsongeschiktheidsbeoordeling per 24 februari 2016. Het Uwv heeft bij besluit van 15 januari 2021 geweigerd om appellant een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen per 22 juni 2018. Het bezwaar van appellant tegen dit besluit heeft het Uwv bij beslissing op bezwaar van 1 september 2021 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 26 augustus 2021 ten grondslag.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Hiertoe heeft de rechtbank overwogen dat het medisch onderzoek van het Uwv op zorgvuldige wijze is verricht en dat op grond van de beschikbare gegevens per 22 juni 2018 terecht geen toename van beperkingen is aangenomen bij appellant. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft volgens de rechtbank op inzichtelijke wijze toegelicht welke informatie is gebruikt voor de beoordeling van de vraag of sprake is van toegenomen beperkingen op grond van dezelfde ziekteoorzaak. De (verzekerings)artsen hebben volgens de rechtbank inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd waarom ten tijde hier van belang geen sprake is van toegenomen beperkingen. De rechtbank heeft geen reden gezien om een onafhankelijk deskundige te benoemen.
3.1.
In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt gehandhaafd dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest en sprake is van een schending van het motiveringsbeginsel. Appellant heeft in hoger beroep een brief van zijn huisarts van 23 mei 2023 ingediend, waaruit volgens hem blijkt dat sprake is van toegenomen lichamelijke en psychische klachten. Appellant heeft daarnaast, met een beroep op het Korošec-arrest, verzocht om de benoeming van een (psychiatrisch) deskundige. Appellant is vanwege zijn financiële situatie niet in staat om zelf een deskundige in te schakelen en daarom is volgens hem geen sprake van ‘equality of arms’.
3.2.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Op grond van artikel 57, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet WIA herleeft het recht op een WGA-uitkering op de dag dat de verzekerde weer arbeidsongeschikt wordt, als hij op de dag hieraan voorafgaand een mate van arbeidsongeschiktheid had van minder dan 35% en de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid binnen vijf jaar nadat het recht is geëindigd voortkomt uit dezelfde oorzaak op grond waarvan hij eerder recht had op een WGA-uitkering.
4.2.
Naar aanleiding van de in geding zijnde melding van toegenomen arbeidsongeschiktheid moet voor de toepassing van artikel 57, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet WIA eerst worden bezien of binnen vijf jaar na beëindiging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering de medische beperkingen zijn toegenomen. Bij een toename van beperkingen moet vervolgens worden beoordeeld of deze toename voortkomt uit dezelfde ziekteoorzaak waarvoor appellant eerder recht had op een WGA-uitkering.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de ziekmelding per 22 juni 2018 binnen vijf jaar na de beëindiging van de WGA-uitkering van appellant per 24 februari 2016 is gelegen.
Zorgvuldigheid
4.4.
Er bestaat geen aanleiding om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek door het Uwv. Het oordeel van de rechtbank dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht en de overwegingen die aan dat oordeel ten grondslag liggen, worden onderschreven. De primaire arts heeft appellant gezien tijdens een spreekuurcontact en (dossier)onderzoek verricht. Hierbij heeft een lichamelijk onderzoek plaatsgevonden en is informatie van de behandelend sector meegenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft appellant opnieuw tijdens een spreekuur gezien, dossierstudie verricht en kennisgenomen van de verkregen informatie van de behandelend sector. De lichamelijke en psychische klachten van appellant zijn meegenomen in de beoordeling door de verzekeringsartsen, waarbij ook de beschikbare medische informatie kenbaar is meegewogen. De (verzekerings)artsen van het Uwv hebben voldoende gemotiveerd dat per 22 juni 2018 geen sprake is van een toename van de medische beperkingen ten opzichte van de beoordeling in 2016.
Equality of arms
4.5.
Appellant heeft in de procedure voldoende ruimte gehad om medische stukken in te dienen en heeft daarvan ook gebruik gemaakt. De ingebrachte informatie geeft inzicht in de klachten van appellant, de bevindingen van de behandelaars en de door hen ingezette behandelingen. Deze informatie is naar zijn aard geschikt om twijfel te zaaien over de medische beoordeling door het Uwv. Niet aannemelijk is dat medische informatie heeft ontbroken waardoor geen goed beeld van de beperkingen van appellant kan worden verkregen. Anders dan appellant heeft betoogd is van schending van het beginsel van equality of arms dan ook geen sprake. Er bestaat daarom geen reden om een deskundige in te schakelen. Gelet op dit oordeel kan het door appellant gestelde financiële onvermogen om zelf een deskundige in te schakelen, buiten beschouwing worden gelaten.
Inhoudelijke beoordeling
4.6.
Voor de beantwoording van de vraag of de beperkingen van appellant zijn toegenomen, moet in dit geval een vergelijking worden gemaakt van de medische beperkingen die golden ten tijde van de beëindiging van de uitkering en de medische beperkingen die zijn vastgesteld naar aanleiding van het verzoek om toekenning van uitkering in verband met toegenomen arbeidsongeschiktheid.
4.7.
Het oordeel van de rechtbank dat het Uwv terecht heeft geconcludeerd dat geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid per 22 juni 2018 in de zin van artikel 57, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet WIA en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen, worden geheel onderschreven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft overtuigend gemotiveerd dat uit de in het dossier aanwezige medische stukken niet naar voren komt dat er ten tijde van de datum in geding sprake is van een gewijzigde medische situatie die zou moeten leiden tot verdergaande psychische of lichamelijke beperkingen dan de beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst van 10 december 2015, die ten grondslag lag aan de beëindiging van de uitkering per 24 februari 2016. Uit de rapporten van de (verzekerings)artsen volgt dat de medische informatie van de behandelend sector, onder meer de psychiater en fysiotherapeut, kenbaar is meegewogen in de medische beoordeling.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft afdoende gemotiveerd waarom de overgelegde brieven geen aanleiding geven om meer of verdergaande lichamelijke en psychische beperkingen op te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd toegelicht dat geen sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden tot het verrichten van arbeid. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voorts uit de medische informatie in het dossier kunnen afleiden dat al jaren sprake is van PTSS en dat van een toename van deze klachten per 22 juni 2018 niet is gebleken naar aanleiding van een vergelijking van de symptomen. Deze motivering is overtuigend en wordt gevolgd. Appellant heeft in hoger beroep een brief van zijn huisarts van 23 mei 2023 ingebracht. Uit deze brief blijkt niet dat sprake is van een toename van beperkingen ten tijde van de datum in geding. In wat appellant heeft aangevoerd in hoger beroep wordt geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv. Ook op deze grond bestaat daarom geen aanleiding om een deskundige te benoemen.
4.8.
Uit 4.4 tot en met 4.7 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier, in tegenwoordigheid van E.X.R. Yi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2023.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) E.X.R. Yi