ECLI:NL:CRVB:2023:162
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WAO-aanvraag en de afwijzing door het Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 1 maart 2022. De appellant, die in Marokko woont, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat er naar hun oordeel onvoldoende gegevens beschikbaar waren om de aanvraag te beoordelen. De rechtbank heeft deze beslissing van het Uwv bevestigd.
De Centrale Raad van Beroep heeft in haar uitspraak de overwegingen van de rechtbank gevolgd. Het Uwv had in zijn besluit van 2 augustus 2021 het bezwaar van de appellant ongegrond verklaard en de eerdere beslissing om de WAO-aanvraag niet in behandeling te nemen gehandhaafd. De rechtbank oordeelde dat het Uwv niet over voldoende gegevens beschikte om de aanvraag te kunnen behandelen, en dit oordeel werd door de Centrale Raad van Beroep onderschreven.
Daarnaast werd in de uitspraak opgemerkt dat de appellant sinds 1 oktober 2015 een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) ontvangt. De Raad verduidelijkte dat de wet geen mogelijkheid biedt om naast de AOW-uitkering ook een WAO-uitkering toe te kennen. Het hoger beroep van de appellant werd dan ook afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken, en de griffier en het lid van de enkelvoudige kamer hebben de beslissing ondertekend.