ECLI:NL:CRVB:2023:162

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
22/1193 WAO-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de WAO-aanvraag en de afwijzing door het Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 1 maart 2022. De appellant, die in Marokko woont, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat er naar hun oordeel onvoldoende gegevens beschikbaar waren om de aanvraag te beoordelen. De rechtbank heeft deze beslissing van het Uwv bevestigd.

De Centrale Raad van Beroep heeft in haar uitspraak de overwegingen van de rechtbank gevolgd. Het Uwv had in zijn besluit van 2 augustus 2021 het bezwaar van de appellant ongegrond verklaard en de eerdere beslissing om de WAO-aanvraag niet in behandeling te nemen gehandhaafd. De rechtbank oordeelde dat het Uwv niet over voldoende gegevens beschikte om de aanvraag te kunnen behandelen, en dit oordeel werd door de Centrale Raad van Beroep onderschreven.

Daarnaast werd in de uitspraak opgemerkt dat de appellant sinds 1 oktober 2015 een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) ontvangt. De Raad verduidelijkte dat de wet geen mogelijkheid biedt om naast de AOW-uitkering ook een WAO-uitkering toe te kennen. Het hoger beroep van de appellant werd dan ook afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken, en de griffier en het lid van de enkelvoudige kamer hebben de beslissing ondertekend.

Uitspraak

22.1193 WAO-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 maart 2022, 21/5008 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (Marokko) (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 12 januari 2023
Zitting heeft: T. Dompeling
Griffier: S. Pouw
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2023. Appellant is ter zitting niet verschenen. Het Uwv heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door mr. I.L.M. Dunselman.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende
overwegingen.
1.1.
In het besluit van het Uwv van 2 augustus 2021 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant ongegrond verklaard en de beslissing van 24 maart 2021, inhoudende dat zijn aanvraag om toekenning van een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) niet in behandeling kon worden genomen, gehandhaafd.
1.2.
De rechtbank wordt gevolgd in het oordeel dat het Uwv niet over voldoende gegevens en bescheiden beschikte om tot behandeling en beoordeling van de WAO-aanvraag van appellant over te gaan. De rechtbank heeft daarom terecht geoordeeld dat het Uwv heeft mogen besluiten om deze aanvraag niet in behandeling te nemen.
2. Ten overvloede en ter voorlichting van appellant wordt overwogen dat hij niet in aanmerking kan komen voor een WAO-uitkering nu hij, zoals uit het dossier blijkt, sinds 1 oktober 2015 een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) ontvangt. Anders dan appellant veronderstelt, biedt de wet geen mogelijkheid om in aanvulling op de AOW-uitkering een WAO-uitkering toe te kennen.
3. Het hoger beroep slaagt niet.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier Het lid van de enkelvoudige kamer
(getekend) S. Pouw (getekend) T. Dompeling