ECLI:NL:CRVB:2023:1612

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
23/432 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om toekenningen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo)

In deze zaak gaat het om de vraag of appellant door oorlogsgebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog letsel heeft opgelopen en daardoor in aanmerking kan komen voor toekenningen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Appellant heeft in februari 2022 verzocht om erkenning als burger-oorlogsslachtoffer en toekenningen in de zin van de Wubo. De Pensioen- en Uitkeringsraad heeft de aanvraag op 11 augustus 2022 afgewezen, maar erkende dat appellant getroffen is door oorlogsgeweld. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 6 juli 2023, waarbij appellant via videobellen aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door mr. S. Leurink-Ofman. De Raad heeft de medische adviezen van de geneeskundig adviseurs R.J. Roelofs en R. Loonstein beoordeeld en geconcludeerd dat er geen verband is tussen de gehoorklachten van appellant en het bombardement dat hij in 1944 heeft meegemaakt. De Raad oordeelt dat het bestreden besluit deugdelijk is voorbereid en gemotiveerd, en dat de beschikbare medische gegevens geen aanknopingspunten bieden voor de claims van appellant. Het beroep van appellant wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen griffierecht of vergoeding van proceskosten terug.

Uitspraak

23/432 WUBO
Datum uitspraak: 17 augustus 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[appellant] te [woonplaats 1] (appellant)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 11 augustus 2022 heeft verweerder de aanvraag om toekenningen op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) afgewezen.
Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt maar verweerder is met een besluit van 19 januari 2023, kenmerk BZ011533953 (bestreden besluit) bij de afwijzing gebleven.
Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 6 juli 2023. Appellant heeft via videobellen aan de zitting deelgenomen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Leurink-Ofman.

OVERWEGINGEN

Samenvatting
In deze zaak gaat het om de vraag of appellant door oorlogsgebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog letsel heeft opgelopen en daardoor in aanmerking kan komen voor toekenningen op grond van de Wubo.
Totstandkoming van het bestreden besluit
1. Bij de beoordeling van het beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant is geboren in [woonplaats 2] . Tijdens een Amerikaans bombardement op 12 oktober 1944 is de ouderlijke woning volledig verwoest. Appellant bevond zich met onder meer zijn moeder en broers in een versterkte kelder onder de woning. Kort na het bombardement is het gezin geëvacueerd naar [plaatsnaam].
1.2.
Appellant heeft in februari 2022 verzocht om erkenning als burger-oorlogsslachtoffer en toekenningen in de zin van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).
1.3.
Met een besluit van 11 augustus 2022 heeft verweerder aanvaard dat appellant getroffen is door oorlogsgeweld in de zin van WUBO, namelijk een directe betrokkenheid bij een bombardement op [woonplaats 2] en de daaropvolgende evacuatie naar [plaatsnaam]. Appellant is niet in aanmerking gebracht voor financiële toekenningen op grond van de Wubo. De bezwaren van appellant daartegen zijn door verweerder bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat na medisch onderzoek niet is gebleken dat het oorlogsgeweld bij appellant heeft geleid tot een blijvende lichamelijke en/of psychische invaliditeit. Volgens verweerder staan de gehoorklachten en de psychische klachten van appellant niet in verband met het oorlogsgeweld, maar zijn de klachten door andere oorzaken ontstaan.
Het oordeel van de Raad
3.1.
De Raad beoordeelt of verweerder terecht de aanvraag van appellant om toekenningen op grond van de Wubo heeft afgewezen. Hij doet dit aan de hand van argumenten die appellant in beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. Appellant heeft zich daarbij uitsluitend gericht tegen het oordeel van verweerder dat de gehoorklachten niet zijn veroorzaakt door het bombardement dat hij in 1944 heeft meegemaakt.
3.2.
De Raad komt tot het oordeel dat het beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.3.
Het standpunt van verweerder dat een verband tussen het bombardement en de gehoorklachten ontbreekt is in eerste instantie gebaseerd op het medisch advies van de geneeskundig adviseur R.J. Roelofs, arts, dat is opgemaakt na een persoonlijk onderhoud met appellant. Bij zijn advisering heeft Roelofs ook rekening gehouden met de medische informatie die is ontvangen uit de behandelende sector. Roelofs concludeert dat er geen verband kan worden gelegd tussen de gehoorproblematiek en het bombardement. Volgens Roelofs bestaat een duidelijk andere oorzaak voor de gehoorklachten links, namelijk de veelvuldige middenoorontstekingen die appellant in zijn jeugd heeft doorgemaakt.
3.4.
Het bezwaar is voorgelegd aan een andere geneeskundig adviseur, de arts R. Loonstein. De arts heeft na heroverweging van de medische gegevens en de nadere verklaring van de broer van appellant het oordeel van Roelofs onderschreven.
3.5.
De Raad acht het bestreden besluit op grond van de daaraan ten grondslag liggende medische adviezen deugdelijk voorbereid en gemotiveerd. In de beschikbare medische gegevens zijn geen aanknopingspunten gevonden om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt dat verweerder, in lijn met zijn geneeskundig adviseurs, heeft ingenomen. Er zijn geen medische gegevens waaruit blijkt dat de gehoorklachten aan het oorlogsgeweld kunnen worden toegeschreven. De huisarts van appellant vermeldt weliswaar dat door het bombardement schade is ontstaan aan het trommelvlies, maar medische informatie uit de periode vlak na het bombardement is niet (meer) beschikbaar, zodat er geen bewijs is voor die aanname achteraf. In 1996 noemt KNO-arts P.H. Dijkstra dat bij appellant een trommelvliesperforatie bestond. Die verklaring is door de medisch adviseur bij zijn beoordeling betrokken maar dat heeft bij hem niet tot een ander oordeel geleid omdat appellant in zijn jeugd veelvuldig middenoorontstekingen heeft ondervonden. De verklaringen van de broers van appellant kunnen de op de medische wetenschap gebaseerde adviezen aan verweerder niet afdoen.
3.6.
Appellant heeft tot slot gesteld dat omdat er geen medische verklaring beschikbaar is van vlak na het bombardement, hij het voordeel van de twijfel moet krijgen. De Raad kan appellant hierin niet volgen. De wel aanwezige medische gegevens geven namelijk geen aanknopingspunt om een verband te veronderstellen tussen de gehoorklachten en het bombardement maar wijzen in de richting van de middenoorontstekingen.
Conclusie en gevolgen
4. Het beroep slaagt dus niet. Dit betekent dat het bestreden besluit stand kan houden.
5. Appellant krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door H. Lagas, in tegenwoordigheid van L.C. van Bentum als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2023.
(getekend) H. Lagas
(getekend) L.C. van Bentum
Artikel 2 van de Wubo (voor zover van belang):
1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt onder burger-oorlogsslachtoffer verstaan:
a. degene, die tijdens de oorlogsjaren 1940-1945 als burger lichamelijk of psychisch letsel heeft opgelopen bij met de krijgsverrichtingen direct verbonden handelingen of omstandigheden, ten gevolge van welk letsel hij blijvend invalide is geworden of is overleden;
b. …
c. …
d. …
e. …
f. …
2. Indien het letsel, bedoeld in het eerste lid, niet duidelijk door andere oorzaken dan het oorlogsgeweld als bedoeld in het eerste lid is ontstaan, wordt dit geacht zijn oorzaak te hebben in het oorlogsgeweld, dan wel in omstandigheden daarmee verband houdende. Daarbij wordt rekening gehouden met de inzichten en ervaringen van de medische wetenschap met betrekking tot de relatie tussen het oorlogsgeweld en de geestelijke en lichamelijke gezondheidstoestand.