ECLI:NL:CRVB:2023:1589

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
22/2502 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit van het Uwv inzake arbeidsongeschiktheid en medische beoordeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 21 juni 2022. Het beroep is ingesteld door de appellant, die zich niet kon verenigen met de beslissing van het Uwv dat zijn arbeidsongeschiktheid per 23 september 2019 minder dan 35% was. De appellant, bijgestaan door zijn advocaat mr. E. Akdeniz, voerde aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep te weinig beperkingen had aangenomen en dat hij volledig arbeidsongeschikt was. Het Uwv, vertegenwoordigd door mr. J.W. van Schaik, stelde dat er een zorgvuldig en volledig medisch onderzoek had plaatsgevonden en dat de conclusie van de verzekeringsarts juist was.

De Raad heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat het medisch onderzoek in de bezwaarfase niet met de vereiste zorgvuldigheid was verricht. In het bestreden besluit heeft het Uwv na een hoorzitting en nieuw medisch onderzoek de belastbaarheid van de appellant ongewijzigd vastgesteld. De Raad heeft de argumenten van de appellant en het Uwv tegen elkaar afgewogen en geconcludeerd dat het medisch onderzoek op 17 juni 2022 voldoende zorgvuldig was uitgevoerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had overtuigend gemotiveerd dat er geen aanleiding was om meer beperkingen aan te nemen.

De Raad heeft vastgesteld dat de appellant geen nieuwe medische feiten heeft aangedragen die de eerdere beoordeling in twijfel trekken. Daarom werd het verzoek van de appellant om een deskundige te benoemen afgewezen. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit op een toereikende medische grondslag berustte en dat de functies in medisch opzicht geschikt waren voor de appellant. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

22.2502 WIA

Datum uitspraak: 17 augustus 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het beroep tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen van 21 juni 2022
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak van 3 maart 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:599) heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant vernietigd en met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepaald dat tegen het door het Uwv nieuw te nemen besluit slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld.
Bij besluit van 21 juni 2022 (bestreden besluit) heeft het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Namens appellant heeft mr. E. Akdeniz, tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juli 2023. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Akdeniz. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. J.W. van Schaik.

OVERWEGINGEN

1.1.
Voor een uitgebreide weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de uitspraak van 3 maart 2022. Hij voegt daar het volgende aan toe.
1.2.
De Raad heeft in zijn uitspraak van 3 maart 2022 geoordeeld dat het medisch onderzoek in de bezwaarfase niet met de vereiste zorgvuldigheid is verricht.
1.3.
Het Uwv heeft ter uitvoering van deze uitspraak het thans bestreden besluit genomen. In dat besluit heeft het Uwv na een hoorzitting en nieuw medisch onderzoek, de belastbaarheid van appellant ongewijzigd vastgesteld en de geselecteerde functies gehandhaafd. Het Uwv heeft het bezwaar tegen het besluit van 4 september 2019 ongegrond geacht omdat appellant per 23 september 2019 minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
2. Appellant heeft tegen het bestreden besluit, onder verwijzing naar zijn gronden in hoger beroep van 14 september 2021 – samengevat – aangevoerd dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep te weinig beperkingen heeft aangenomen en dat hij volledig arbeidsongeschikt is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ten onrechte de conclusies van de eerder betrokken verzekeringsartsen gevolgd. Het nog gehouden spreekuur lijkt slechts een formaliteit te zijn geweest. Tijdens het spreekuur is gebleken van veel mentale en fysieke klachten, zoals angstklachten door PTSS, depressiviteit en somberheid. Appellant is niet in staat de geselecteerde functies te verrichten.
3. Het Uwv heeft in zijn verweerschrift – samengevat – aangevoerd dat er een zorgvuldig en volledig medisch onderzoek heeft plaatsgevonden, waarbij de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk heeft gerapporteerd hoe zij tot haar bevindingen is gekomen. Dat het resultaat van het onderzoek geen wijzigingen of aanpassingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst per datum in geding, 23 september 2019, teweeg heeft gebracht, leidt niet tot de conclusie dat het onderzoek onvolledig en onzorgvuldig is geweest. Het Uwv stelt zich op het standpunt dat de mate van arbeidsongeschiktheid per 23 september 2019 terecht op minder dan 35% is gesteld en acht het beroep ongegrond.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In de uitspraak van 3 maart 2022 heeft de Raad het Uwv opgedragen een nieuw medisch onderzoek te verrichten en een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen omdat de beslissing op bezwaar van 1 mei 2020 niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand was gekomen. Appellant was in de primaire fase en in de bezwaarfase niet onderzocht door een geregistreerde verzekeringsarts.
4.2.
Appellant is opgeroepen voor het spreekuur van 17 juni 2022 en onderzocht door een verzekeringsarts bezwaar en beroep. Het medisch onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op een voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden. Zij heeft dossierstudie verricht, kennis genomen van de door appellant overgelegde informatie van de behandelend sector en appellant tijdens het spreekuur psychisch en lichamelijk onderzocht.
Wat appellant in de (hoger) beroepsgronden en ter zitting van de Raad aan klachten heeft vermeld, stemt overeen met de klachten die de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 17 juni 2022 kenbaar in de afweging heeft betrokken. Hieruit volgt dat met het bestreden besluit volledig uitvoering is gegeven aan de in de uitspraak van 3 maart 2022 gegeven opdracht.
4.3.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 17 juni 2022 overtuigend gemotiveerd dat er geen aanleiding bestaat om meer beperkingen aan te nemen. Zij heeft daarbij ook de door appellant tijdens de hoorzitting overgelegde stukken van Revalide van
31 mei 2022 en van Ipsy van 1 juni 2022, in acht genomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat op lichamelijk vlak het door de primaire arts uitgevoerde lichamelijk onderzoek grotendeels overeen komt met het lichamelijk onderzoek op 17 juni 2022. Op het vlak van de rugproblematiek is er een lichte verslechtering (met ook optreden van iets verdere artralgie/bewegingsangst) zichtbaar. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat omdat deze problematiek van na de datum in geding (23 september 2019) is, het logisch is dat deze klachten bij de primaire beoordeling niet zijn meegenomen. Zij waren op dat moment nog niet aan de orde. Betreffende de overige lichamelijke pathologie komt het onderzoek op 17 juni 2022 overeen met wat de primaire beoordelaar ook heeft vastgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de destijds geselecteerde beperkingen dan ook passend geacht. Op het vlak van de psychopathologie heeft het onderzoek op 17 juni 2022 een beeld met grotere somberheid en anhedonie getoond. Dit kent een beginpunt met het (onverwacht) overlijden van de echtgenote van appellant in april 2022. Bij appellant is nu bovenop de bij hem bekende pathologie tevens sprake van rouw. Het psychisch onderzoek op 17 juni 2022 schetst daarom geen beeld van de situatie per de datum in geding. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder toegelicht dat er bij appellant geen energetische tekorten zijn die herleidbaar zijn tot een medisch objectiveerbare oorzaak, zodat een beperking in de duurbelasting niet is te rechtvaardigen. Er zijn geen aanknopingspunten om aan de juistheid van de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen.
4.4.
Omdat de noodzakelijke twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling van het Uwv ontbreekt, wordt het verzoek van appellant om een deskundige te benoemen, afgewezen.
4.5.
Uit 4.2 tot en met 4.4 volgt dat het bestreden besluit op een toereikende medische grondslag berust. Uitgaande van de juistheid van de FML van 15 augustus 2019, heeft het Uwv voldoende gemotiveerd dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant.
4.6.
Uit 4.5 volgt dat het beroep niet slaagt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van D. Schaap als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2023.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) D. Schaap