Uitspraak
22.2502 WIA
mr. J.W. van Schaik.
OVERWEGINGEN
31 mei 2022 en van Ipsy van 1 juni 2022, in acht genomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat op lichamelijk vlak het door de primaire arts uitgevoerde lichamelijk onderzoek grotendeels overeen komt met het lichamelijk onderzoek op 17 juni 2022. Op het vlak van de rugproblematiek is er een lichte verslechtering (met ook optreden van iets verdere artralgie/bewegingsangst) zichtbaar. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat omdat deze problematiek van na de datum in geding (23 september 2019) is, het logisch is dat deze klachten bij de primaire beoordeling niet zijn meegenomen. Zij waren op dat moment nog niet aan de orde. Betreffende de overige lichamelijke pathologie komt het onderzoek op 17 juni 2022 overeen met wat de primaire beoordelaar ook heeft vastgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de destijds geselecteerde beperkingen dan ook passend geacht. Op het vlak van de psychopathologie heeft het onderzoek op 17 juni 2022 een beeld met grotere somberheid en anhedonie getoond. Dit kent een beginpunt met het (onverwacht) overlijden van de echtgenote van appellant in april 2022. Bij appellant is nu bovenop de bij hem bekende pathologie tevens sprake van rouw. Het psychisch onderzoek op 17 juni 2022 schetst daarom geen beeld van de situatie per de datum in geding. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder toegelicht dat er bij appellant geen energetische tekorten zijn die herleidbaar zijn tot een medisch objectiveerbare oorzaak, zodat een beperking in de duurbelasting niet is te rechtvaardigen. Er zijn geen aanknopingspunten om aan de juistheid van de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen.