Uitspraak
OVERWEGINGEN
Samenvatting
Inleiding
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante heeft in hoger beroep gesteld dat zij meer medische beperkingen heeft dan het Uwv heeft vastgesteld, dat haar arbeidsongeschiktheid ten onrechte is vastgesteld op 37,82% en dat zij niet in staat is de door het Uwv geselecteerde functies te vervullen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 19 juli 2023, waarbij appellante en haar moeder aanwezig waren, terwijl het Uwv vertegenwoordigd was door A.H.G. Boelen. De Raad heeft geconcludeerd dat het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid correct heeft vastgesteld en dat de rechtbank Limburg de eerdere uitspraak terecht heeft bevestigd. De Raad heeft de argumenten van appellante in hoger beroep zorgvuldig gewogen, maar is tot de conclusie gekomen dat er geen aanleiding is om de beslissing van het Uwv te herzien. De Raad heeft de medische en arbeidskundige beoordelingen van het Uwv als voldoende gemotiveerd en zorgvuldig beschouwd. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, wat betekent dat appellante geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of terugbetaling van griffierecht.